Verbondskind
Handelingen 3:25
„Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft.” Niemand mene dat de verbondswoorden slechts tot het volk van het Oude Testament en niet ook tot ons gesproken zijn. Daarom schrijft Paulus: „Zo verstaat gij dan dat degenen die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.”
Zo ook in de woorden van Paulus, 1 Korinthe 7: „De ongelovige man is geheiligd door de vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd door de man. Want anders waren uw kinderen onrein; maar nu zijn ze heilig.” Ze zijn het echter uit genade en barmhartigheid des Heeren. Wanneer nu de vader ongelovig is, volgt dan daaruit dat het kind niet in het verbond is; en daarom ook niet mag gedoopt worden?
Een ongelovige noemt men dan hem die met de mond de Heere wel belijdt, maar met een slecht leven Hem verloochent. Men vergeet dan dat die vader, die zij ongelovig noemen, toch eenmaal onder het volk van God opgenomen is, en dat de misdaad van de ouders de kinderen niet op zodanige wijze toegerekend wordt dat zij de straf ervoor dragen moeten, gelijk de Heere in Ezechiël 18 betuigt.
Zo zijn de kinderen Israëls besneden en een volk Gods genaamd, hoewel ze uit boze ouders geboren waren, die de Heere in de woestijn neersloeg. De Heere sprak immers: Deze kleine kinderen, die nu nog geen onderscheid weten tussen goed en kwaad, zullen in het land binnenkomen (Numeri 14).
Heinrich Bullinger, predikant te Zürich
(”Het enige en eeuwige Testament of Verbond Gods”, 1533)