Zes vragen en antwoorden over nieuw stelsel voor studiefinanciering
DEN HAAG – De Tweede Kamer debatteert woensdag met minister Bussemaker van Onderwijs over de invoering van een nieuw stelsel voor studiefinanciering. Zes vragen, zes antwoorden.
Hoe zit het studiefinancieringsstelsel nu in elkaar?
Het stelsel bestaat uit vier onderdelen: de basisbeurs, de aanvullende beurs, het leendeel en het collegekrediet. De basisbeurs is een gift, die hoeft dus niet terugbetaald te worden. De aanvullende beurs is voor studenten met ouders die een laag inkomen hebben. Ook dit is een gift.
Studenten die hier niet genoeg aan hebben kunnen nog geld lenen voor hun studie. Dat geld moet wel worden terugbetaald, maar tegen gunstige voorwaarden.
Het vierde onderdeel van het stelsel is het collegekrediet. Daarmee kan de student van de onderwijsinstelling geld lenen om het collegegeld te betalen. Dat geld moet na de studie ook worden terugbetaald.
Hoe hoog zijn de bedragen die studenten ontvangen?
Op dit moment krijgen thuiswonende studenten in het hoger onderwijs maandelijks een basisbeurs van ongeveer 100 euro en uitwonende studenten vangen 250 euro. De aanvullende beurs bedraagt voor thuiswonenden ook nog eens 230 euro per maand en voor uitwonenden zelfs 250 euro. Beide groepen kunnen daar bovenop 290 euro per maand lenen.
Het collegekrediet is afhankelijk van het collegegeld en bedraagt maximaal bijna 150 euro per maand.
De bedragen voor mbo-studenten liggen gemiddeld genomen over de gehele linie lager.
Wat wil minister Bussemaker veranderen?
De minister wil af van de gratis basisbeurs én van de gratis ov-kaart voor studenten. Het bedrag dat studenten nu krijgen als basisbeurs, kunnen ze lenen. Terugbetaling moet binnen vijftien jaar en naar draagkracht. De aanvullende beurs blijft wel bestaan in de huidige vorm. De minister noemt de nieuwe regels „een sociaal leenstel.”
Waarom wil het kabinet een sociaal leenstel invoeren?
De overheid komt elke dag zo’n 70 miljoen euro tekort. Daarom wil dit kabinet werken aan begrotingsevenwicht. Omdat onderwijs zo belangrijk is, hoeft het niet mee te bezuinigen. Het kabinet wil zelfs extra investeren in onderwijs. Daar is geen geld voor en daarom is besloten de basisbeurs vanaf september 2014 niet langer als gift, maar als lening te versterken. Samen met de afschaffing van de ov-kaart levert dat 1,2 miljard euro op en die wordt geïnvesteerd in het onderwijs.
Waar gaat de discussie morgen over?
Enkele weken geleden heeft het kabinet een notitie vastgesteld waarin deze ideeën staan. Deze nota is morgen onderwerp van debat. Aan de hand daarvan kijkt de minister hoe het wetsvoorstel eruit moet zien.
Krijgt de minister voldoende steun voor haar plan?
Dat valt te betwijfelen. In de Tweede Kamer is er wel een meerderheid van VVD en PvdA, maar in de Eerste Kamer hebben de regeringspartijen geen meerderheid. Het CDA kan de coalitie daaraan helpen, maar doet dat niet.
Bussemaker is daarom afhankelijk van GroenLinks en D66, die zijn ook voor een sociaal leenstelsel. Maar zij zijn nog niet tevreden met de plannen. GroenLinks is al helder over haar wensen: het collegegeld moet omlaag, de aanvullende beurs omhoog en de ov-kaart moet blijven. Bussemaker is daar niet voor. Dat maakt het voor GroenLinks lastig om voor te stemmen. Die partij zal de sympathie onder studenten niet willen verliezen.