Christelijke jongere leeft in wel tien werelden
Enkele jaren geleden werd tijdens een vergadering een collega boos omdat twee andere aanwezigen tijdens de bespreking zaten te mailen. „Dan zit je hier met je lijf aan tafel, maar met je hoofd in een andere wereld”, was zijn kritiek. Inmiddels mailt hijzelf ook tijdens vergaderingen. Twee dingen tegelijk doen is tegenwoordig niet ongewoon. Jongeren doen er wel tien tegelijk. Dat lukt volgens hen prima. Toch is het niet zonder risico.
„Gisteren ben ik naar de bios geweest. Gave film, joh.” Geen jongere uit een reformatorisch gezin zou het dertig jaar geleden niet in zijn hoofd hebben gehaald om dat onbevangen te zeggen in een volle huiskamer waar ook opa, oma en enkele andere volwassenen zaten. Als je het al aan vrienden wilde laten weten dat je een bioscoop had bezocht, deed je dat buiten het gehoor van ouderen. Want je wist: in de bios hoorde je niet. Als je het deed, deed je het stiekem. Pa en ma moesten het niet weten. En wanneer het overhoopt toch uitkwam, zwaaide er wat.
Moet kunnen
Jongeren van nu zeggen gerust dat ze naar de film zijn geweest. Ouderen mogen dat ook best weten. Daar doen ze niet meer geheimzinnig over. Wat is er mis mee als je een avond in de bios hebt gezeten? Moet kunnen. Niks mis mee.
En dan gaat het bepaald niet alleen om jongeren die aan de rand van de kerk zitten, maar ook om jongeren die kerkelijk meelevend zijn en tijdens de preek geïnteresseerd luisteren.
Voor een groeiende groep jongeren kan een bioscoopje pakken op zaterdag goed samengaan met het bezoeken van de Bijbellezing op woensdag en de catechisatie of jeugdvereniging op vrijdag. Ze lezen de krant op maandagmorgen om kennis te nemen van verslagen van sportevenementen, maar pakken thuis ook een bezinnend boek, waaronder geschriften van puriteinen.
Schakelaars
Dr. W. Fieret, lector aan het Hoornbeeck College, spreekt in dit verband van schakelaars. Dat is de groep jongeren die leven in misschien wel tien werelden. Ze gaan naar de kerk en naar de bioscoop, ze volgen trouw de catechisatie en doen daar mee, maar komen ook frequent in het café, ze lezen geregeld een goed boek maar bekijken ook dvd’s met een inhoud die op zijn minst discutabel is, ze zijn overtuigd van de Bijbelse waarheden maar luisteren met genoegen naar popmuziek, ze gaan naar een kerkelijke jongerensamenkomst, maar vinden het geen probleem om regelmatig naar een soapserie te kijken.
Opvallend daarbij is dat deze jongeren geen enkele spanning ervaren bij het leven in twee, drie of vier verschillende werelden. De ene wereld kan voor hen probleemloos bestaan naast de andere. En met het grootste gemak en vrijmoedigheid hoppen ze van de ene naar de andere.
Laat niemand denken dat dit alleen voorkomt bij bepaalde kerken of alleen bij de jongeren van wie herkenbaar is dat ze naar de kerk gaan alleen maar omdat het moet. Uit onderzoek van Fieret blijkt dat dit veruit de grootste groep jongelui is en dat schakelaars in alle reformatorische kerken gevonden worden.
Goed gevoel
Belangrijk is na te gaan waar deze levenshouding van jongeren uit voortkomt. Een voorzichtige verkenning leert dat verschillende factoren van invloed zijn.
Allereerst ademen onze jongeren de tijdgeest in. Ouderen trouwens ook. Mensen van deze tijd zijn bevangen door het postmodernisme, waarin de beleving van het individu maatgevend is. Het gaat mensen erom dat ze een goed gevoel willen hebben. Vastomlijnde kaders, zich geleid weten door een allesomvattende levensbeschouwing is niet meer aan de orde. Men is zowel voor de eigen levensbeschouwing als voor de eigen levenspraktijk vooral gesteld op een keuzemenu waar je uit kunt pikken wat je past.
Concreet betekent dit dat mensen niet kiezen voor een bepaald waardepatroon en daarmee verbonden invulling van het dagelijks leven, maar dat ze een eigen palet samenstellen. Binnen kerken manifesteert zich dat door minder strikte binding aan de eigen kerk. Men zoekt naar de gemeente of predikant die op dat moment het beste past. Als het gaat om de invulling van het dagelijks leven kan men daar ook zaken in passen die vanouds wezensvreemd waren aan de levensovertuiging.
Minder binding
Feitelijk is de tweede factor daarmee al benoemd. Mede als gevolg van het postmodernisme voelen mensen minder binding aan kerk, waarden en organisaties. Er is sprake van deïnstitutionalisering. Was het in de verzuilde samenleving nog zo dat men als (doop)lid van een bepaalde kerk automatisch lid was of werd van verschillende ”eigen” organisaties, vandaag de dag is dat volstrekt anders. Die vanzelfsprekende binding aan eigen clubs is over. Onder jonge reformatorische ouders is het bijvoorbeeld niet meer vanzelfsprekend dat hun kind naar een reformatorische school gaat.
Dit heeft ook consequenties voor activiteiten die erop gericht zijn jongeren bij de kerk te houden. Hadden kerkenraden en kerkelijke jongerenorganisaties het vroeger al moeilijk om de jeugd naar de club of de vereniging te krijgen, vandaag de dag is dat niet gemakkelijker geworden. Voortdurend zal men moeten zoeken naar middelen om jongeren te binden.
Derde niet uit te vlakken factor is het enorme aanbod dat de jongeren op zak hebben. Via hun mobiele telefoon of iPad hebben ze de hele wereld binnen handbereik. Ze flitsen van de ene, serieuze site naar de andere, veel wereldser. De overgang van de Bijbel naar werelds vermaak, zo niet expliciet zondige sferen, wordt met één muisklik gemaakt. Dat doet wat met het brein. Niet alleen de afstand tussen de ene en de andere wereld is kleiner geworden, maar ook de barrières tussen beide zijn weggenomen. Dat heeft invloed op het denken van mensen en op hun doen en laten. Wie zo snel van de ene wereld naar de andere kan schieten, voelt op den duur geen schroom of innerlijke belemmeringen meer.
Oudere schakelaars
Wat betekent dit in de omgang met jongeren? Allereerst dat ouderen zich terdege bewust moeten zijn van de leefwereld van jongelui. En laten ze daarbij geen illusies hebben dat het met de jeugd van hun kerk wel meevalt. Ook serieuze jongeren zijn kind van hun tijd en velen passen voor een belangrijk deel in het profiel van de schakelaars.
Ten tweede zullen ouderen moeten proberen duidelijk te maken dat het leven naar de norm van de Bijbel consequenties heeft. Dat is zeker niet vanzelfsprekend. Ook grote groepen ouders zijn inmiddels schakelaars geworden. Niet alleen schakelen ze op zondagavond over naar de week, maar door de week en zelfs op zondag leven ze vaak in verschillende werelden.
Wanneer ouders er niet in slagen verbinding te maken tussen hetgeen ze ’s zondags horen en met de mond belijden, is van hun nakroost niet te verwachten dat ze dat wel doen. Nog steeds geldt dat jongeren op zijn minst willen luisteren naar ouderen die laten zien dat hun belijdenis intrinsiek leeft en dat die consequenties heeft voor het leven van alledag.
Dat is overigens iets anders dan het afkondigen en strikt handhaven van een aantal regels en zich conformeren aan groepscodes. Die zijn niet onbelangrijk, maar ze moeten wel gestoeld zijn op een levend beginsel. Daar mankeert het weleens aan.
Burger van twee werelden
Voor een oprecht christen zijn er maar twee werelden overgebleven. Met name dr. W. Aalders heeft in zijn leven keer op keer de nadruk gelegd op het burgerschap van twee werelden. Hij leeft hier op aarde maar tegelijk is een christen door het geloof burger van het hemelse Koninkrijk, dat in Christus nu al is gekomen. Vanuit de zekerheid van het hemelse Koninkrijk bloeit de hoop op de vernieuwing van deze aarde op.
Aalders heeft het onderscheid tussen deze aarde en Gods nieuwe schepping benadrukt: „Elementair voor het geloof is namelijk, dat wij niet in één werkelijkheid leven, te weten de werkelijkheid van deze aardse, menselijke wereld; maar in twee werkelijkheden; de oude en de nieuwe schepping, die van elkaar gescheiden zijn als vlees en Geest, en die toch ook elkaar raken in het kruis en de opstanding van Jezus Christus.”
Het burgerschap van twee werelden kent echter ook een zekere hiërarchie. Paulus schrijft aan de Filippenzen: „Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus” (Fil. 3:20). De gereformeerde exegeet S. Greijdanus tekent bij deze tekst aan: „Voor een christen is de hemel zijn thuis. Mensen kunnen zich in allerlei omgevingen goed voelen, maar ze hebben maar een plek waar ze zich thuis voelen. Voor een christen is daarom het aardse burgerschap ondergeschikt aan het hemelse.”