Winterbloeiers in de natuur
Welke wilde planten fleuren de wintertijd op met bloemen? Het aantal soorten is op de vingers van één hand te tellen en de meeste zijn import. Maar dankzij de ‘voorlente’, hoge temperaturen in de winter, brachten voorjaarsbloeiers, heel even maar, juist wel iets fleurigs in het grauw. Hoe een valse start soms ook prettig kan zijn.
Ook in de tijd dat de bekende natuurvorser Jac. P. Thijsse (1865-1945) leefde, was een witte winter bepaald geen normale zaak, getuige een citaat uit het hoofdstuk ”Winterbloemen” in Thijsses album ”Winter”. „Nu nadert de kersttijd reeds en nog altijd wil het geen winter worden. Sint Nicolaas wordt langzamerhand een bloemenfeest waaraan elk idee van sneeuw en ijs vreemd is en slechts eens in de tien jaar is op den vijfden december een paar schaatsen een passend geschenk”.
Zou Thijsse wel eens een ‘voorlente’ hebben meegemaakt? Meestal komt de lente na de winter, maar soms lijkt die volgorde omgedraaid. Zoals van half december tot begin januari, toen er sprake was van zo’n heuse voorlente. Volgens Arnold van Vliet van de Natuurkalender werden toen temperaturen gemeten die normaal zijn voor de eerste helft van april – zo rond de 8 graden Celsius. Planten reageerden daar direct op, zodat in december/januari al veel groeide én bloeide wat eigenlijk pas voor eind maart is bedoeld. Volgens Van Vliet liepen rond Kerst en oudjaar ook al mensen te niezen en te tranen vanwege elzenpollen in de lucht. En ook sommige exemplaren van een andere vroegbloeier onder de bomen, de hazelaar, werden al op 23 december in bloei gezien.
Wanneer op zo’n voorlente dan sneeuw en vorst volgen, zoals de afgelopen weken gebeurde, hoeft dat niet direct schadelijk te zijn voor planten, mits ze door die eerdere opwarming niet al te veel zijn geactiveerd en bijvoorbeeld sapstromen nog niet volop op gang zijn gekomen.
Hoe zat het in de tijd van Thijsse eigenlijk met winterbloemen? Het hoofdstuk hierover in zijn album ”Winter” gaat voornamelijk over bloeiende kamerplanten – over cyclamen, chrysanten, primula’s. Komen de buitenplanten ter sprake, dan noemt Thijsse krokussen, hyacinten en blauwe druifjes. Een beetje mager voor een man die het altijd had over wat er buiten te zien was.
Twee echte buitenplanten die ’s winters bloeien, krijgen nog wel een vermelding: winterjasmijn en kerstroos. Maar ook van deze planten geldt dat ze niet inheems zijn, en dat zegt Thijsse er ook eerlijk bij.
Als het om winterbloeiers gaat, is het in Nederland dus vaak leentjebuur spelen bij verre buren, zoals de Chinezen, waar niet alleen de winterjasmijn, maar ook de overbekende gele forsythia vandaan komt. Opvallend trouwens hoeveel vroege bloeiers geel zijn als het om de bloemen gaat – winterjasmijn en forsythia zijn zeker niet de enige.
De kerstroos –beter bekend als stinkend nieskruid en wrangwortel– is op die fleurigheid een uitzondering, want de bloemen zijn juist onopvallend groen. Qua saaiheid doen ze niet onder voor een andere winterbloeier, de klimop.
Het nieskruid mag je intussen gerust kampioen vroeg bloeien noemen, en Thijsses natuurvriend Eli Heimans (1861-1914) schreef daar ooit het volgende over: „Telkens wanneer ik het sneeuwklokje roem als de eerste plant die ons in het barre jaargetij de blijde lenteboodschap toelonkt, dan hoor ik iets als een zachte klacht. Een die ik goed ken en van wie ik ook wel houd, kijkt me verwijtend aan en fluistert stil: Je jokt, je jokt willens en wetens, je doet mee met mode en kleur (…) Ja, ’t is volkomen waar, het nieskruid is de eerste, de allereerste.”
Vroege bloeiers
Natuurbeschermer en schrijver Eli Heimans schreef het al: het sneeuwklokje is na het nieskruid een goede tweede als vroege bloeier. Het plantje kwam (dankzij rondreizende edelen en geestelijken) ooit vanuit Zuid-Europa naar de Lage Landen. Met zijn witte bloempjes komt het in februari, of in zachte winters zelfs al in januari, tevoorschijn.
Het speenkruid zorgt samen met het klein hoefblad voor de eerste gele bloemen in het vroege voorjaar. Het is vaak te vinden op vochtige, beschaduwde plekken in loofbossen. De plant dankt zijn naam aan de speenvormige wortelknolletjes.
Ook de gele kornoelje met zijn heldergele bloemen, die lang voordat de blaadjes aan de takken komen bloeien, is er vroeg bij. Hij wordt veel aangeplant als sierstruik en is in Zuidoost-Europa inheems; niet bij ons.
Als het om bomen gaat, zijn de witte en de zwarte els vroeg actief. Al vanaf begin februari verschijnen bij deze soorten de katjes. Elzen zijn eenhuizig, dus zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen komen gescheiden op dezelfde boom voor. De mannelijke katjes zijn lang, de vrouwelijke kleiner en eivormig. De vrouwelijke ontwikkelen zich tot een groene vrucht. In de herfst rijpen die tot de bekende elzenproppen.
Een heel vroege is ook de hazelaar. Ook bij deze soort zitten de mannelijke en de vrouwelijke bloemen aan dezelfde struik.