Schilders nemen Naberorgel in Amersfoort onder handen
Steigers en gaas onttrekken het Naberorgel in de Amersfoortse St.-Joriskerk grotendeels aan het zicht. Het monumentale instrument krijgt een facelift. Hooguit de derde sinds de oplevering in 1845.
Voor schildersbedrijf De Jongh uit Waardenburg is het inmiddels het 110e orgel dat onder handen wordt genomen. In het rijtje voorgangers prijken onder meer de beroemde instrumenten van de Sint-Jan in Gouda, de Bavo in Haarlem en de Maartenskerk in Zaltbommel.
Vanuit de kerk bezien leek de ”Naber” er nog knapjes bij te staan, maar schijn bedriegt. Boven, op het balkon, vallen direct de beschadigingen en de verveloosheid van de orgelkas op. Kieren, scheuren, vlekken, afgebladderd bladgoud. Het stond al jaren op het verlanglijstje om het op te knappen, maar het geld ontbrak. Dat is er nu wel, dankzij een rijkssubsidie.
Gerard de Jongh, directeur van het schildersbedrijf, kijkt vanuit de kerkbank naar het orgel. „Je kent het straks niet meer terug”, zegt hij zelfverzekerd. „Het staat er over een week of vijf, zes weer helemaal glad en strak bij. En het instrument krijgt een iets andere kleur. De kas is nu blauwig wit; doet een beetje koud aan. De kleur wordt warmer; ivoorachtig. We overwegen het balkon een iets zwaardere tint wit te geven; dan steekt het orgel er straks mooi bij af. Overleggen met Monumentenzorg over zoiets?” De Jongh lacht: „Die vrijheid nemen we zelf.” Haastig: „Maar ik heb wel overlegd met de architect: Van Hoogevest.”
Schilders kruipen met schuurpapier, plamuur, pot en kwast over de steigers. Ze manoeuvreren behendig langs de grote frontpijpen van de Prestant 16’ en staan oog in oog met de twee engelen op de pedaaltorens. Boven op het rugwerk staat een stoel voor de schafttijd. De schildersklus biedt de unieke kans om het orgel te bekijken op een manier die de komende vijftig jaar niet mogelijk zal zijn.
Er gaan ook onderdelen van de kas mee naar huis, naar de werkplaats van De Jongh in Waardenburg. Het snijwerk bijvoorbeeld, en de twee gouden trompetten die de engelen in hun handen houden. De dochter van De Jongh, Gonnie, verguldt ze opnieuw. Met 23 karaats bladgoud. De eerste resultaten liggen, keurig ingepakt, te wachten achter het orgel. Het snijwerk, ruim anderhalve eeuw oud, oogt als nieuw.
Ook de beide engelen krijgen een beurt. De Jongh: „Ze worden geschuurd, geplamuurd, geschilderd en daarna weer een beetje oud gemaakt. En we zetten ze meteen op een fatsoenlijke manier vast. Zoals het hoort, met ijzeren stangen. En niet met houten latten, zoals vijftig jaar geleden is gedaan, toen het orgel op deze plaats in de kerk kwam te staan.”
De speeltafel van het orgel is half ontmanteld. De klavieren zitten er nog in, maar de registerborden en bijbehorende -knoppen zijn verdwenen. De Jongh: „Ook die knappen we op. Alle registernamen worden opnieuw met bladgoud op de borden aangebracht. En we gaan ze allemaal voorzien van een code. Van links naar rechts krijgen de rijen met registerknoppen een letter en van boven naar beneden een cijfer. Zo wordt A1 de Subbas 16’ van het pedaal. Die code schilderen we naast de registerknop. Dat is makkelijk voor het registreren. We hebben dit in overleg met hoofdorganist Rien Donkersloot besloten.”
Tegelijk met de schilderbeurt (kosten: een dikke 80.000 euro) verricht orgelmaker Flentrop uit Zaandam onderhoud aan het instrument. De schilders verwachten half maart klaar te zijn. Flentrop heeft dan nog twee weken nodig om het orgel weer speelklaar te maken. Als alles volgens schema verloopt, zal Rien Donkersloot tijdens de avonddienst op Goede Vrijdag de gemeentezang weer met de ”Naber” begeleiden. De kerk staat er al spic en span bij, dankzij een grote restauratie in 2011. Het orgel straks ook.