Henk Jansen: zestig jaar achter het kerkorgel in Almelo en Enter
ALMELO – De vader van Henk Jansen (74) was ouderling in de gereformeerde gemeente van Almelo aan de Knoopshöfte. „Op een zondag was de organist ziek en toen zei hij: Speel jij maar. Ik was 14 en vanaf toen heb ik iedere zondag gespeeld. Eerst zelfs twee keer, maar later één keer per zondag.” In december was Jansen zestig jaar kerkorganist.
Na de opheffing van de Almelose gemeente in 2009 hebben Jansen en zijn vrouw zich aangesloten bij de gereformeerde gemeente in Enter, waar hij iedere zondag met veel voldoening de gemeentezang begeleidt en verantwoordelijk is voor het opstellen van de speelroosters.
In zijn werkzame leven werkte hij op het Almelose belastingkantoor en later op de administratie van installatiegroep Cogas. Hoe hij ooit tijd heeft gehad voor een betaalde baan lijkt een raadsel. Vrienden en bekenden helpt hij met de belastingpapieren, hij heeft een grote tuin, houdt schapen en damt én hij is wekelijks te vinden achter de orgels van de verzorgingstehuizen Maranatha, Eltheto en De Schutse in Rijssen. „Ja, dat doe ik graag en na zo veel jaren spelen drijf ik nog steeds niet op routine. Nog altijd voel ik vooraf een gezonde spanning. Als ik de psalmen heb doorgekregen ga ik iedere zaterdag naar de kerk in Enter om me voor te bereiden.”
Spijt van de invulling van zijn leven heeft hij niet, maar achteraf bekeken had hij van de muziek het liefst zijn beroep gemaakt. „Ik ben eigenlijk mijn hele leven al met muziek bezig geweest. Ooit begon ik met de blokfluit, maar mijn vader vond de viool een beter instrument voor mij. Al snel had hij door dat ik er niet zo veel op speelde en toen mocht ik op orgelles bij meneer Brilman, een muziekleraar die organist was in de hervormde kerk in Wierden.”
Jansen rekent zichzelf tot de organisten met een romantische inslag. „Als Feike Asma of Klaas Jan Mulder hier in de buurt concerten gaven, was ik er bijna altijd. Een mooi concert, daar kan ik echt van genieten.” Toch vindt hij dat een organist in de eredienst geen concertante neigingen moet vertonen. „Je hebt een dienende taak en dan speel je letterlijk en figuurlijk een bescheiden rol in het geheel. Maar als bij het uitgaan van de kerk de mensen zachtjes meezingen met het orgelspel, geeft me dat een goed gevoel.”
Jansen wil niet belerend overkomen, maar heeft een uitgesproken opvatting over orgelspel in de eredienst. „Ik houd de voorspelen bij de psalmen graag kort. Behalve als er een onbekende psalm opgegeven is, dan speel ik de hele psalm wel even voor.” Gedragen ritmische gemeentezang vindt hij het mooist, maar met isoritmische gemeentezang heeft hij ook geen enkel probleem. „Dat komt ook doordat ik het als organist goed getroffen heb met de gereformeerde gemeente van Enter. De diensten worden bezocht door 130 tot 150 mensen en er wordt heel goed gezongen.”
Als organist heeft hij mooie gebeurtenissen meegemaakt. „Tijdens een zangdienst in zorgcomplex De Schutse waren er ook bezoekers met een verstandelijke beperking van wooncomplex De Bèkke. De ongekunstelde manier waarop die mensen zingen doet me wat. Er was één bezoeker bij die met zo veel overgave speelde op een denkbeeldig orgel dat het me ontroerde. Ja, dat zijn van die momenten. Net als in Hongarije, waar ik in een kerkdienst speelde. Je verstond er geen woord van, maar de muziek was hetzelfde.”
Soms deden zich ook humoristische situaties voor. Tijdens een vakantie op Terschelling bijvoorbeeld. „Daar bezochten we een dienst in het gereformeerde kerkje. Mijn broer Piet kent mijn standpunt over gezangen in de eredienst en hij plaagde me een beetje, want hij had gedroomd dat ik het gezang ”Scheepje onder Jezus’ hoede” in de kerk had gespeeld. Toen de dienst begon, bleek er geen organist te zijn en werd aan de kerkgangers gevraagd of er iemand kon spelen. Ik bleek de enige te zijn. Het eerste vers dat de dominee opgaf was ”Scheepje onder Jezus’ hoede”.”