Israël probeert dossier ”Syrië” open te breken
Met het bombarderen van een trainingskamp in de buurt van Damascus heeft Israël een duidelijk signaal afgegeven dat de strijd tegen het Palestijns terrorisme niet tot de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook beperkt zal blijven. Ook landen die onderdak en steun aan terroristen geven, vormen een doelwit van de Joodse staat. Te beginnen met Syrië.
De timing van de aanval op het kamp Ein Sahab was symbolisch. Israëlische gevechtsvliegtuigen bombardeerden het Syrische complex afgelopen zondag, op Grote Verzoendag, precies dertig jaar nadat de Jom Kippoer-oorlog tussen Israël en Syrië uitbrak. De beschieting was een vergelding voor de Palestijnse zelfmoordaanslag van afgelopen zaterdag in een restaurant in Haifa waarbij negentien doden vielen.
Hoewel de Israëlische strijdkrachten het kamp evengoed vanaf eigen grondgebied met langeafstandsraketten hadden kunnen beschieten, koos Jeruzalem ervoor straaljagers diep in het Syrische luchtruim te laten doordringen. Op slechts enkele kilometers van de hoofdstad Damascus namen de toestellen Ein Sahab onder vuur.
Het was voor het eerst in decennia dat Israël een aanval op Syrisch grondgebied uitvoerde. Toch kwam de Israëlische actie niet geheel onverwacht. Reeds bij zijn aantreden in 2001 liet premier Ariel Sharon weten dat hij een directe confrontatie met landen die het terrorisme steunen niet uit de weg zou gaan. Korte tijd later bombardeerde Israël een Syrische radarpost in Libanon, nadat de door Damascus en Teheran gesteunde Hezbollah Joodse militairen had gedood. Afgelopen augustus vlogen Israëlische straaljagers nog met supersonische snelheid over het buitenverblijf van de Syrische president Assad in Latakia - opnieuw een duidelijke waarschuwing aan Damascus om terreurgroepen in toom te houden.
Het ligt ook bepaald niet in de aard van premier Sharon zich uitsluitend op eigen grondgebied tegen de vijand te verweren. Reeds in 1953 drong hij als commandant van de speciale eenheid 101 Jordanië binnen om Palestijnse guerrillastrijders aan te pakken. In 1973 stak hij geheel onverwachts het Suezkanaal over om het Egyptische leger te omsingelen. Negen jaar later achtervolgde hij Palestijnse terreurgroepen tot in de Libanese hoofdstad Beiroet.
Ondanks de protesten die Syrië bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties indiende en de heftige reacties in de Arabische media, kon Damascus weinig anders doen dan zich de Israëlische beschieting te laten welgevallen. De Syrische legerleiding was totaal verrast en bracht het incident dan ook pas uren later naar buiten. Het is algemeen bekend dat de Syrische strijdkrachten in deplorabele staat verkeren en dat ze geen enkele kans maken tegen het goed getrainde en uitstekend uitgeruste Israëlische leger.
De timing van de aanval was niet alleen symbolisch, maar ook opportunistisch. Hoewel het bombardement op het Syrische trainingskamp -dat vermoedelijk nauwelijks meer werd gebruikt- militair gezien niet meer dan schot voor de boeg was, vormde het tegelijkertijd een poging van Jeruzalem om het dossier ”Syrië” onder de -hernieuwde- aandacht van de Amerikaanse president Bush te brengen.
Damascus kan zich al enige tijd verheugen in de speciale belangstelling van de haviken in Washington. Het Witte Huis heeft Syrië herhaaldelijk beschuldigd van steun aan terroristen en van het ontwikkelen van massavernietigingswapens. Bovendien heeft Amerika nog een appeltje met het Arabische land te schillen wegens vermeende steun aan Iraakse strijders die vanuit Syrië Irak binnentrekken om Amerikaanse en Britse militairen aan te vallen.
De Amerikaanse VN-ambassadeur herhaalde dan ook in een reactie op de Israëlische aanval nog eens dat „Syrië aan de verkeerde kant staat in de oorlog tegen het terrorisme.” President Bush reageerde met gebruikelijke frasen dat „Israël het recht heeft zichzelf te verdedigen”, maar dat het tegelijkertijd „terughoudend moet zijn om de spanningen in de regio niet verder te laten oplopen.” Een veroordeling door de Veiligheidsraad kan rekenen op een onvoorwaardelijk Amerikaans veto.
De Syrische president Assad heeft in de afgelopen maanden geprobeerd de Amerikaanse druk enigszins van de ketel te halen. Zo gelastte hij de sluiting van de kantoren van radicale Palestijnse organisaties in Damascus. Volgens Israëlische media werden de leiders van die bewegingen echter slechts voor een weekje vakantie naar Beiroet gestuurd en keerden ze daarna ongehinderd naar Syrië terug. Volgens Israëlische veiligheidsdiensten is nog steeds een aantal trainingskampen voor terroristen op Syrisch grondgebied in gebruik en maken Iraanse instructeurs daar regelmatig hun opwachting om Palestijnse strijders op te leiden.
Amerikaanse haviken zoals vice-president Dick Cheney en minister van Defensie Donald Rumsfeld hebben gewaarschuwd dat Syrië op het punt staat aan de beruchte as van het kwaad te worden toegevoegd. Heeft Washington het tot nu toe bij diplomatieke druk gelaten, Israël heeft deze week de daad bij het woord gevoegd. En het ziet ernaar uit dat het niet de laatste keer zal zijn.