Dit blijkt uit een donderdag boven water gekomen memo dat gedateerd is op 6 februari 2001.

Het memo verhaalt van een bespreking tussen accountants van het gerenommeerde bureau die zich afvroegen of ze Enron als klant moesten aanhouden. Ze bespraken de vele verliezen die het bedrijf buiten de boeken hield, zoals het materiaal over transacties met een partner, LJM, en de daarbij ontstane belangenverstrengelingen.

Een woordvoerder van Andersen heeft het bestaan van het memo bevestigd. Volgens hem ging het echter om een routinematig, jaarlijks beoordelingsgesprek van klanten.

De nauwelijks bekende deelnemingen van Enron, met enorme schuldenlasten, droegen bij aan een vermindering van het vermogen van Enron met 1,2 miljard dollar. Daardoor kelderde het vertrouwen in de energiereus, waarop in december het grootste bankroet uit de geschiedenis van de Verenigde Staten ontstond.

Eerder maakte Arthur Andersen bekend partners te hebben ontslagen die betrokken waren bij de ondergang van het energieconcern Enron.