Kerk & religie

„Vervlakking en verstarring voeden elkaar”

Vervlakking en verstarring. Ds. C. Harinck signaleert in kerken binnen de gereformeerde gezindte beide gevaren. Hij vindt ze ook beide even gevaarlijk. „Je zou zelfs kunnen zeggen: ze voeden elkaar. Als jongeren onder invloed van de evangelische beweging kritiek hebben op een predikant, zie je nogal eens dat zo iemand als reactie daarop verstart. Dat is jammer. Je kunt als dominee veel beter het gesprek zoeken en vanuit de Schrift laten zien hoe rijk en bijbels de gereformeerde leer is.”

J. R. A. Dekker
7 October 2003 08:47Gewijzigd op 14 November 2020 00:37
TERNEUZEN – Ds. C. Harinck neemt woensdagavond afscheid van zijn laatste gemeente, Terneuzen. „Zondaren toeroepen dat er redding is in Christus, is het mooiste werk dat hier op aarde bestaat.” Foto Duo Foto
TERNEUZEN – Ds. C. Harinck neemt woensdagavond afscheid van zijn laatste gemeente, Terneuzen. „Zondaren toeroepen dat er redding is in Christus, is het mooiste werk dat hier op aarde bestaat.” Foto Duo Foto

Ds. Harinck heeft iets met jongelui. Veel brieven en e-mails vinden hun weg naar de pastorie van de gereformeerde gemeente in Terneuzen. „Daarin stellen jongeren, maar ook wel ouderen, vragen die betrekking hebben op het geestelijk leven. Ik probeer ze altijd zo goed mogelijk te beantwoorden. Inderdaad, dat kost veel tijd. Maar het is met name voor jonge mensen heel belangrijk dat ze serieus antwoord krijgen op hun levensvragen.”

Nog een paar dagen, en dan verhuist de Terneuzense pastor met zijn echtgenote naar Kortgene. Woensdagavond neemt hij afscheid van de laatste gereformeerde gemeente die hij heeft gediend. De cardioloog gaf aan dat langer doorgaan onverantwoord zou zijn. Ruim 41 jaar na de bevestiging in zijn eerste gemeente, Utrecht, zal hij preken over 1 Korinthe 3 vers 7: „Zo is dan noch hij die plant iets, noch hij die nat maakt, maar God, Die de wasdom geeft.” „Terugkijkend merk je dat de optelsom van ons werk zo gering is”, vertelt de 70-jarige predikant. „En toch, ondanks al het gebrekkige, heeft de Heere wasdom willen geven. Er mocht vrucht zijn. Daarvoor komt Hem alleen alle eer toe.”

Als jongeman van rond de 18 jaar had Cor Harinck wel eens van de zwartekousenkerk gehoord. Verder wist hij van godsdienst niet veel af. Geboren in een socialistisch gezin zag hij nooit een kerkgebouw vanbinnen. Het voetbalveld kende hij des te beter. Daar ging hij iedere zondag met zijn vrienden heen. Operette, handbal en turnen hadden ook zijn interesse.

De kennismaking met het meisje dat later zijn vrouw zou worden, was het begin van een grote verandering. „Omdat zij lid was van zo’n zogenaamde zwartekousenkerk, besloot ik af en toe naar de hervormde kerk in mijn woonplaats Goes te gaan. Een midden-orthodoxe gemeente. De liederen spraken me aan, hoewel ik na verloop van tijd de preken er nogal oppervlakkig vond. Maar voor mij was het al heel wat dat het Woord openging. Niet lang erna heb ik zelf ook een Bijbel aangeschaft. Ondertussen ging ik zondagsmiddags nog gewoon met mijn vrienden naar het voetbalveld.”

In Wolphaartsdijk maakte de jonge Cor voor het eerst een dienst mee in een gereformeerde gemeente. Een collega had hem meegenomen. „Wat me direct opviel, was de sfeer van grote eerbied en ontzag voor God. Wat voelde ik mezelf een heiden, een buitenstaander. Ds. L. Rijksen preekte over de tekst „Geeft de Heere de hand en komt tot Zijn heiligdom.” Ik nam ervan mee dat de Heere Zich wil ontfermen over heidenen. Terug op de fiets naar huis kreeg ik diepe indrukken van het bestaan van God. ’s Avonds ben ik voor mijn bed op mijn knieën gegaan. „Wilt U mij trekken, Heere? Mag ik U dienen?” bad ik. Mijn onlangs overleden broer Frans, met wie ik op dezelfde kamer sliep, begreep dit niet. „Wat doe je toch?” zei hij. „Bidden, Frans”, antwoordde ik. „En dat moet jij ook doen. Want God bestáát. En als we onbekeerd sterven, gaan we voor eeuwig verloren.” Na deze gebeurtenis kwam het bij hem tot een geestelijk ontwaken. Dat vertelde hij me vele jaren later pas. Ook hij is predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten geworden.”

Na de eerste indrukken werkte de Heere verder. De contacten met ds. A. F. Honkoop betekenden veel voor Cor. „Na de kinderbijbel van Vreugdenhil gaf hij me de Erskines te lezen, Brahé en ”Het zien op Jezus” van Ambrosius. Toen ben ik al op het spoor van oudvaders en puriteinen gezet.” Het moment dat hij op 23-jarige leeftijd volwassen werd gedoopt, zal hij nooit meer vergeten. „In rijke mate heb ik mogen ervaren gereinigd te zijn door Christus’ bloed. Ik ervoer een wonderlijke rust en diepe vrede in mijn hart.”

De ontwikkelingen volgden elkaar daarna snel op. Een jaar na de doop werd hij ouderling. Weer een jaar later liet het curatorium hem toe tot de studie voor predikant.

Aan de Theologische School bewaart ds. Harinck goede herinneringen. „De jonge ds. J. W. Kersten was daar destijds docent, samen met ds. L. Rijksen. Ds. Kersten gaf alle ruimte tot discussie over thema’s als de beloften, het aanbod van genade en de rechtvaardigmaking. Soms raakte ik hierdoor wat in de war. Ik durfde over deze zaken niet te veel na te denken, bang als ik was dat er mogelijk in de Gereformeerde Gemeenten iets werd geleerd dat bijstelling behoefde. De oude ds. P. Honkoop zei destijds tegen me: „Maak je er maar niet al te druk om. Onthoud dit: Wie Christus heeft, heeft alles. Wie Hem niet heeft, heeft niets.” Dat was een wijze raad.”

Toch hield ds. Harinck zich later intensief bezig met de vragen die ds. Kersten had opgeworpen. Hij publiceerde over tal van onderwerpen, waaronder het doop- en avondmaalsformulier, bekering, roeping en wedergeboorte, en de charismatische beweging. Zijn twee jaar geleden verschenen boek ”De toeleidende weg tot Christus” maakte veel reacties los. „Ook minder positieve, ja. Dat was niet altijd gemakkelijk. Wanneer ik terugzie op de 41 jaar die ik binnen ons kerkverband mocht dienen, dan zijn de laatste jaren niet de eenvoudigste geweest. Dit betreft dan niet de omstandigheden in de plaatselijke gemeente, maar mijn staan in het geheel van de Gereformeerde Gemeenten. Ik heb gemeend een bepaalde ontwikkeling te moeten corrigeren.”

Welke?

„De neiging om een heilsorde te creëren die meer ontleend is aan het gezelschapsleven dan aan de theologie van Reformatie en Nadere Reformatie. Onze gemeenten zijn ongetwijfeld beïnvloed door het gezelschapsleven. Het warme, bevindelijke element daarvan is en blijft waardevol. Maar de gedachten over de weg die God met mensen gaat, moeten we niet aan bepaalde, opvallende bekeringsgeschiedenissen ontlenen, maar aan de Schrift en aan de oudvaders. Onze gemeenten zijn sinds 1907 gebouwd door de leesdiensten, waarin de oudvaders werden gelezen. Daarin ligt vooral het eigene van onze kerk. En zo hoop ik dat het voor de toekomst ook mag blijven. Ik ben hierin helaas niet altijd begrepen.”

Waarvan hebt u spijt?

„Ik had soms verstandiger kunnen manoeuvreren. Af en toe heb ik me laten verleiden tot grote openheid. Dan gaf ik open en eerlijk mijn mening over bepaalde kerkelijke ontwikkelingen. Sommigen hebben daar misbruik van gemaakt. Toch blijf ik zeggen dat mijn oordeel steeds bezonken en gefundeerd was. Maar waar ik nooit spijt van heb gehad, is de dienst des Heeren. Een betere dienst is er niet. Zondaren toeroepen dat er redding is in Christus, is het mooiste werk dat hier op aarde bestaat.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer