Europees hof meer toetsend dan oordelend
APELDOORN – Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) torent uit boven alle nationale rechtbanken, die zelf op verschillende manieren recht spreken. Dat maakt dat het hof in Straatsburg meer toetst dan oordeelt.
”Uitspraak hof baant weg voor einde weigerambtenaar”, kopte de homobeweging COC dinsdag boven een persbericht. Aldus werd de uitspraak van dinsdag over de Engelse gewetensbezwaarde ambtenaar Lillian Ladele direct toegepast op de Nederlandse situatie.
Dit gaat voorbij aan de aard van het Europees hof, waarschuwt de Leidse jurist dr. Hans-Martien ten Napel. De rechters in Straatsburg gaan ervan uit dat het nationale recht een eigen beoordelingsruimte (”margin of appreciation”) heeft om de grondrechten uit te leggen. Zeker rond godsdienstvrijheid bestaan er in de 47 lidstaten van de Raad van Europa zo veel verschillende tradities dat het moeilijk is alle rechters te binden aan één interpretatie.
Ten Napel: „Er is een zaak geweest over een vrouwelijke studente met een hoofddoek op een Turkse openbare universiteit. Tegen de Turkse achtergrond heeft het hof goedgekeurd dat een nationale rechter dat had verboden. In andere landen zou zo’n verbod wellicht als strijdig met de grondrechten zijn gezien.”
Ook in het geval van Ladele (die volgens een persbericht van de Christian Institute overweegt beroep aan te vragen) zou het mogelijk zijn geweest dat het hof ook had ingestemd met een vonnis van een Engelse rechter die Ladele wél in het gelijk had gesteld. Zeker bij botsende grondrechten is het mogelijk dat het Europees hof twee tegengestelde vonnissen beide goedkeurt.
Ten Napel: „Het hof geeft de grenzen aan en slaat piketpaaltjes, maar schrijft niet voor hoe de nationale rechter moet oordelen. Dat is de aard van dit hof.”
De Utrechtse jurist dr. Matthijs de Blois vindt dat het hof in zijn overwegingen wel „erg kort door de bocht” gaat. „Er wordt weinig afgewogen. Men beschrijft hoe het is gegaan en stelt vast dat de rechten van Ladele niet zijn geschonden. Terwijl twee rechters in de bijlage waarin ze hun afwijkende standpunt toelichten, fijntjes vaststellen dat Ladele de enige is die wordt gediscrimineerd. Er zijn nooit homo’s geweest die klaagden dat ze niet konden trouwen.”
De Blois ziet in dit afwijkende standpunt (”dissenting opinion”) het bewijs dat er onder de rechters een „flink debat” is gevoerd. In de toelichting spreken ze van „dogmatische lijn van obsessieve politieke correctheid” bij het stadsbestuur van Islington in plaats van „waardigheid voor iedereen, die Islington preekt.”
De Blois: „Zo’n afwijkend standpunt biedt hoop voor een beroep bij de grote kamer van het hof.” Over dat beroep besluit het hof overigens zelf, na een verzoek van een van de partijen.
Voor de Nederlandse rechtsgang van een ontslagen trouwambtenaar in Den Haag zal de uitspraak van dinsdag geen gevolgen hebben, schat Ten Napel. „In het politieke debat heeft het natuurlijk wel invloed. Ik had juist dinsdag een lunch met juristen, waar direct werd gezegd: Dit is natuurlijk een steun in de rug voor het kabinet.”
De Blois: „Sommige Nederlandse partijen zullen deze zaak met beide handen aangrijpen. Maar uitspraken van het Europees hof zijn alleen bindend voor de staat in die ene zaak. Bovendien stelt deze zaak niet dat men geen ruimte mag geven aan gewetensbezwaren. Hij zegt alleen dat het in deze omstandigheden toegestaan was om die gewetensbezwaren weg te schuiven.”