Christenen ontvluchten Syrië wegens toename geweld
DAMASCUS – Net als Irak na de Amerikaanse inval in 2003 heeft ook Syrië tien jaar later te kampen met een enorme vluchtelingenstroom. Eén opvallende overeenkomst: net als toen moeten veel christenen vrezen voor hun leven.
De vluchtelingenstroom vanuit Irak bestond destijds uit twee componenten. Enerzijds vluchtten miljoenen Irakezen naar buurlanden in de Arabische regio, waarbij verreweg de meesten terechtkwamen in Syrië en Jordanië. Anderzijds waren er de intern ontheemde personen, die veel moeilijker in kaart konden worden gebracht. Internationale hulporganisaties stelden in de jaren 2006-2008 het aantal Iraakse vluchtelingen in Syrië op circa 2,5 miljoen personen, terwijl hun aantal in Jordanië op 750.000 werd geschat.
Opvallend gegeven was hierbij echter dat binnen deze vluchtelingenstroom het aandeel leden van religieuze minderheden op zo’n 40 procent werd geschat, van wie verreweg de meesten Iraakse christenen waren. Zij waren dus buitenproportioneel vertegenwoordigd, aangezien christenen in 2003 slechts 3 procent van de totale Iraakse bevolking uitmaakten.
Hetzelfde patroon lijkt zich momenteel in het door een sektarische burgeroorlog verscheurde Syrië te herhalen. Zo’n 700.000 Syriërs hebben tot op heden hun toevlucht gezocht in buurlanden, terwijl ten minste 1,5 miljoen Syriërs binnen hun eigen land op de vlucht zijn geslagen. Kerkelijke bronnen in Libanon lieten echter weten dat waarschijnlijk een half miljoen Syrische christenen vrijwillig of onvrijwillig hun huizen, steden en dorpen hebben verlaten, wat erop lijkt te wijzen dat ook in Syrië de christelijke gemeenschap meer dan de rest van de bevolking wordt getroffen door het bloedige geweld.
Net als de rest van hun landgenoten ondergaan zij de desastreuze gevolgen van het zich reeds 22 maanden voortslepende conflict in Syrië, maar de christenen worden nog eens extra getroffen door religieus geïnspireerd extremisme dat in het verdrijven en soms zelfs doden van christenen een godsdienstige plicht ziet. Het feit dat deze fundamentalistische stroming steeds meer de overhand lijkt te krijgen binnen de Syrische gewapende oppositie, is voor de Syrische kerken een bron van grote bezorgdheid.
Betrouwbare informatie uit Syrië is schaars. Via internationale christelijke organisaties sijpelen daarentegen genoeg berichten naar buiten om je een algemeen en actueel beeld te kunnen vormen van de uiterst precaire situatie. Zorgwekkend is de situatie in het noordelijk deel van Syrië dat aan Turkije grenst.
De afgelopen dagen sloegen pastors van de Sint-Franciscuskerk in het Libanese Beiroet alarm. Deze kerkelijke gemeente draagt de zorg voor 500 Syrische christenen die in deze wijk hun toevlucht hebben gezocht. Zij vestigden de aandacht op de erbarmelijke toestand van de christenen in het dorp Yaakubie, dat ten noorden van de Syrische stad Aleppo ligt.
Yaakubie is een christelijk dorp dat tot voor kort 3000 inwoners telde die tot verschillende christelijke denominaties behoorden. Tweeduizend van hen waren de afgelopen maanden reeds op de vlucht geslagen. De nog resterende 1000 christenen in Yaakubie zitten volgens berichten uit de Sint-Franciscus-gemeente in Beiroet in de val. Ze zijn totaal uitgeput en het ontbreekt hen aan alles. Er is geen voedsel, geen elektriciteit en geen stookolie.
Een woordvoerder stelt dat de christenen zitten „ingeklemd tussen het geweld en tegengeweld van allerlei gewapende groeperingen.” De koudegolf die momenteel de regio treft doet het ergste vrezen. In Yaakubie en andere noordelijke Syrische dorpen en steden lijkt zich momenteel een humanitaire ramp te voltrekken. De christenen in Yaakubie worden bedreigd met (uit)sterven, mede omdat hun erbarmelijke situatie wordt doodgezwegen.”
Samir Nasser, de maronitische aartsbisschop van Damascus, bracht de afgelopen dagen vooral het lot van de Palestijnse bevolking in het Damasceense kamp Yarmuk onder de aandacht. Hij schreef dat „men de afgelopen kerstdagen talloze Palestijnse families kon zien ronddwalen door de straten van Damascus. Ouders droegen kleine kinderen op hun armen terwijl de oudere kinderen erachteraan liepen en met de bagage zeulden.”
De Syriërs waren gevlucht voor het geweld in het Palestijnse kamp Yarmuk, waar ook Palestijnse christenen leven. De aartsbisschop van Damascus vergeleek hun situatie met de vlucht van de Jozef en Maria met het kind Jezus naar Egypte, 2000 jaar geleden.
De Syrisch-katholieke aartsbisschop van de aan Irak grenzende oostelijke regio Jazira zond de afgelopen dagen verschillende brandbrieven naar de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties en aan de Iraakse minister-president Nuri al-Maliki persoonlijk. In Jazira bevinden zich de steden Hassake en Kamishli. Samen telden die tot voor kort 1,5 miljoen inwoners. Beide steden werden de afgelopen maanden overspoeld door honderdduizenden Syrische vluchtelingen uit andere delen van het land onder wie veel Assyrische christenen.
Aartsbisschop Behnan Hindo omschrijft de situatie in zijn regio als „catastrofaal.” Iedere economische activiteit is tot stilstand gekomen. Er wordt geen graan meer verbouwd en wat er nog aan graanreserves aanwezig was werd geroofd en op de zwarte markt in vooral Turkije verkocht. Het totale gebrek aan brandstof maakt iedere agrarische activiteit onmogelijk, terwijl de wegen naar het westen, noorden en oosten zijn afgesloten, wat bevoorrading van elders onmogelijk maakt.
De geestelijke deed een dringend beroep op de Iraakse premier Maliki: „Wij lijden momenteel zoals het Iraakse volk leed ten tijde van het economische embargo. De eerste slachtoffers waren toen net als nu kinderen. Alleen het volk werd gestraft, niet de regering. Staten plaatsen hun belangen boven die van hun volkeren en zelfs boven de rechten van God zelf.”
De aartsbisschop smeekte de Iraakse premier om zo spoedig mogelijk 600 olietanks en tonnen meel te sturen om een totale humanitaire ramp in dit gedeelte van Syrië te voorkomen.