Merk ”Allah” mag wel met een plaatje erbij
DEN HAAG – De merknaam ”Allah” mag niet, vindt het BBIE, de officiële instantie in de Benelux voor de registratie van merken. Maar als het merk heel bekend is of er een duidelijk beeldmerk bij zit, wordt het weer een ander verhaal.
Zo’n 25.000 verzoeken voor de registratie van merknamen komen er ieder jaar binnen bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE). Tussen de merken die niet geweigerd worden, meer dan 90 procent, zit een heel aantal religieuze namen. Mohammed, Jesus, God, God Fix It en Gods’ Toys: ze zijn allemaal zonder problemen geregistreerd.
Maar zo niet de naam Allah. De indiener, kunstenaar Teun Castelein uit Amsterdam, kreeg maandag te horen dat zijn verzoek tot registratie wordt afgewezen. De reden: de naam heeft geen onderscheidend vermogen. „Die reden geldt bij 95 procent van alle afwijzingen”, zegt jurist Pieter Veeze van het BBIE.
Behalve gebrek aan onderscheidend vermogen hanteert het BBIE nog vijf andere afwijzingsgronden. Eén daarvan is dat de merknaam strijdig is met de openbare orde of de goede zeden. Dat wordt echter zelden gebruikt, weet Veeze. „Misschien is er van de 25.000 aanvragen per jaar één waarbij dit speelt. Een voorbeeld uit de schaarse literatuur hierover betreft een hakenkruis als merk op kleding.”
Het merk ”God” mag wel, ”Allah” niet. Speelt angst voor bedreigingen een rol?
„De naam ”God” is geregistreerd in combinatie met een beeldmerk. Dan is het al vrij snel onderscheidend. En ”angst voor bedreigingen” is geen grond voor afwijzing.”
Mag ”Allah” met een beeldmerk erbij dus wel?
„Dan kunnen er andere criteria gelden. En als het woord als merk is ingeburgerd, geldt gebrek aan onderscheidend vermogen ook niet meer.”
Er zijn meer omstreden namen, zoals kledingmerk Gsus Sindustries. Waarom mag een hakenkruis niet en een voor christenen kwetsende naam wel?
„Bij die naam speelde openbare orde als grond voor weigering geen rol. Zelf denk ik overigens dat ik minder gechoqueerd zou zijn als ik de naam van wie dan ook op een kledingstuk zie staan dan een hakenkruis.”
Zegt dat iets over een zekere blindheid bij het BBIE voor religieuze argumenten?
„Dat denk ik niet. We zijn een instelling met ongeveer honderd medewerkers. Alle nationaliteiten en talen binnen de Benelux, maar ook beide seksen en de nodige religieuze stromingen zijn hier vertegenwoordigd. Wel is het terrein rond openbare orde en goede zeden wellicht nog wat onontgonnen gebied. Ik ken maar één boek hierover.”
Volgens merkenbureau Chiever wil het BBIE geen zedenmeester spelen en wordt daarom het argument van zeden vrijwel nooit gebruikt. Dat lijkt gekunsteld.
„Wij voeren hier de wet uit, we bedenken hem niet. De afwijzing op grond van onderscheidend vermogen is de meest voorkomende, daar is niets gekunsteld aan.”