Kritiek op omstandigheden „wetteloze strijders”
Er klinkt steeds meer kritiek op de manier waarop Amerikanen Taliban- en al-Qaida-strijders op hun basis op Cuba onderbrengen.
De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Mary Robinson heeft woensdag haar zorgen geuit over berichten dat de Verenigde Staten gevangen Taliban- en al-Qaida-strijders slecht zouden behandelen. Robinson zei de berichten goed te willen onderzoeken.
Ze wees Washington erop dat de gedetineerden, die deels op Cuba verblijven, volgens de conventies van Genève dienen te worden behandeld. De Amerikaanse minister van Defensie Rumsfeld heeft vrijdag gezegd dat de gedetineerde Taliban- en al-Qaida-strijders geen krijgsgevangenen, maar gedetineerde „wetteloze strijders” zijn en niet onder de conventies vallen. De bewindsman zei wel dat de gevangenen volgens de internationaal afgesproken regels voor de behandeling van krijgsgevangenen zullen worden behandeld. „Ze worden aanmerkelijk beter behandeld dan dat ze anderen behandeld hebben”, aldus Rumsfeld.
Robinson vindt dat een apart tribunaal maar moet uitmaken of de gevangenen nu formeel krijgsgevangenen zijn of andersoortige strijders. Amnesty International vindt dat een Amerikaanse rechtbank de status van de gedetineerden kan bepalen. Een gerechtelijk oordeel door een „competent tribunaal” in geval van een dispuut over de status is volgens Amnesty geregeld in de Geneefse conventies.
De Britse premier Blair zei woensdag dat de gevangenen „humaan” worden behandeld. „Over twee zaken moeten geen misverstanden bestaan: we hebben hier om te beginnen te maken met uiterst gevaarlijke mensen en ten tweede zijn wij beschaafd en we zullen dus gevangenen op een goede en humane manier behandelen”, aldus de Britse eerste minister. Volgens Blair hebben de Amerikanen hem verzekerd dezelfde opvatting hierover te hebben. Verscheidene mensenrechtengroepen en een aantal Britse parlementariërs trokken eerder ook aan de bel. Amnesty International stuurde afgelopen vrijdag al een brief aan Rumsfeld. Ze toonden zich bezorgd over onder meer de vermeende tekortschietende huisvesting van gedetineerden op de Amerikaanse basis Guantánamo Bay op Cuba.
Een Amerikaanse journalist die de basis dinsdag bezocht, sprak van „zeer, zeer minimale” voorzieningen, meldde de BBC. De cellen staan deels in de openlucht en er liggen alleen schuimrubber matjes op betonnen vloeren om te slapen. Onder meer Amnesty heeft erop gewezen dat op basis van persfoto’s is gebleken dat gevangenen mogelijk geblinddoekt of met een kap over het hoofd worden verhoord. Volgens het antifolterverdrag van de Verenigde Naties mag dit niet.
De Amerikaanse hoogleraar internationaal recht Francis Boyle zegt zelfs dat de Amerikanen het oorlogsrecht schenden. De Verenigde Staten schenden het internationale oorlogsrecht door de manier waarop vermeende leden van de Taliban en al-Qaida naar Cuba zijn overgebracht en daar worden vastgehouden en mogelijk berecht. De Nederlandse regering zou daartegen een diplomatiek protest moeten aantekenen in Washington. Volgens Boyle wordt de gevangenen op Cuba ten onrechte de status van krijgsgevangene (POW) onthouden, worden zij niet menselijk behandeld en zijn de speciale militaire tribunalen, waartoe president Bush de mogelijkheid heeft gecreëerd, een zware schending van de Conventies van Genève.
De overbrenging naar Cuba hoeft op zich niet illegaal te zijn, want tijdens een oorlog moet je gevangenen zelfs uit de gevarenzone halen. Maar de onderbrenging in kooien „zoals honden” noemt Boyle een „groot internationaal schandaal.” Wat de POW-status betreft: Artikel 5 van de 3e Conventie van Genève uit 1949 bepaalt dat, als er twijfels zijn over de POW-status van iemand die in handen van de vijand is gevallen, hierover een „bevoegde rechtbank” moet beslissen. Tot die uitspraak moeten gevangenen als POW’s worden behandeld.
Speciale militaire rechtbanken alleen voor buitenlanders, die Bush heeft ingesteld voor terrorisme-verdachten, zijn een schending van de Conventies van Genève die bepalen dat POW’s onder dezelfde procedures moeten worden berecht als burgers van het gevangennemende land.
Volgens Boyle werken op het Pentagon, het Amerikaanse ministerie van Defensie, hem bekende, goed gekwalificeerde juristen die het internationale oorlogsrecht goed kennen. Als zij het lot van de gevangenen hadden moeten bepalen, „was nooit gebeurd wat zich nu op Cuba voordoet”. De besluiten zijn volgens Boyle echter in het Witte Huis genomen, waar Bush zich heeft omringd met „extreemrechtse, sterk geïdeologiseerde, onervaren, jonge juristen”. Die hebben Bush zover gekregen dat hij een oorlogsmisdaad heeft gepleegd waarvoor hij op een buitenlandse reis gearresteerd zou kunnen worden. Daardoor is volgens Boyle een „zeer ernstige situatie ontstaan voor de Verenigde Staten en voor Bush”.
Boyle zegt dat andere hoogleraren internationaal recht in de VS het met hem eens zijn, maar door het heersende politieke klimaat krijgen zij geen mogelijkheid om zich te uiten in de media. Daarom geeft hij interviews in landen als Zuid-Afrika en Nederland. Dit land heeft volgens Boyle een traditie hoog te houden inzake het internationaal oorlogsrecht: Immers is er in 1899 de vredesconferentie gehouden die heeft geleid tot het Haagse Landoorlogsreglement. Daarom zou de Nederlandse regering een scherp diplomatiek protest moeten aantekenen in Washington tegen de toestand in de kampen op Cuba.
Boyle is geen onbekende in Den Haag. Hij vertegenwoordigde Bosnië in de genocidezaak tegen Joegoslavië voor het Internationaal Gerechtshof en hij gaf juridische bijstand aan Srebrenica-overlevenden.