Rutte kan leren van Den Uyl
Hoewel het op kerstavond 25 jaar geleden was dat oud-premier Den Uyl (PvdA) overleed, klinkt zijn naam weer volop in de Haagse politiek. De huidige minister-president Rutte is veelvuldig met hem vergeleken. Verder doet de nivelleringsagenda van het kabinet denken aan de door Den Uyl bepleitte spreiding van inkomen.
In de verkiezingscampagne, eind augustus, trok VVD-leider Rutte nog fel van leer tegen het socialisme van Den Uyl. Na diens kabinet (1973-1977) stond Nederland volgens Rutte „aan de rand van de afgrond.”
Als de socialisten opnieuw aan de macht zouden komen, schetste de VVD-aanvoerder, zou ons land Griekenland achternagaan. „Iedereen is dan arm en de welvaart maken ze kapot.”
Bij de presentatie van het regeerakkoord van VVD en PvdA, eind oktober, sprak diezelfde Rutte echter met uyliaanse soepelheid over „eerlijk delen.” PvdA-leider Samsom mocht dat vervolgens toelichten: inkomensverschillen zouden worden verminderd, bijvoorbeeld door een inkomensafhankelijke zorgpremie.
Tijdens het debat over de regeringsverklaring enkele dagen later vergeleek zowel PVV’er Wilders als CDA-leider Van Haersma Buma de premier met Den Uyl. Ook Den Uyls toenmalige tegenstander Wiegel (VVD) mengde zich in hun koor. Gedrieën hekelden ze de „gigantische nivelleringsoperatie” die het kabinet met de zorgpremieplannen in gang wilde zetten.
Ongelijkheid
Uit de lucht gegrepen was die vergelijking met vroeger niet. Den Uyl stelde in 1973 in zijn regeringsverklaring dat zijn kabinet zou werken aan het „terugdringen van bestaande ongelijkheid in inkomen, bezit, macht en kennis.”
Later betoogde hij dat er vanwege de economische ontwikkelingen –net als nu– minder te besteden zou zijn. „Maar dat mindere moet dan wel rechtvaardiger worden verdeeld.”
De tijd van voor de oliecrisis zou niet meer terugkomen, aldus Den Uyl halverwege de jaren zeventig. „Onze samenleving zal daardoor veranderen. Bepaalde vooruitzichten vallen wellicht weg. Maar ons leven hoeft er niet ongelukkiger op te worden.”
Zo’n veertig jaar later, op 10 december 2012, parafraseerde PvdA-leider Samsom in zijn Den Uyllezing die woorden: „De tijd van voor de financiële crisis keert niet meer terug.”
De toekomst zal het uiterste van ons vragen, aldus Samsom, „omdat we ons al enige tijd bevinden in een nieuwe en harde realiteit. Een realiteit waarin de bekende groeicijfers van de vorige decennia, van 2 of meer procent per jaar, definitief achter ons liggen.”
De PvdA’er meent dat het huidige kabinet „de kennis van de geschiedenis en de erfenis van Den Uyl nodig heeft om de toekomst aan te kunnen.” Bijvoorbeeld om mensen bij de hervormingen van de zorg niet tussen wal en schip te laten vallen. En om, net als Den Uyl, achterstanden in het onderwijs weg te werken om zodoende spreiding van kennis mogelijk te maken.
Feest
Maar in hoeverre is de vergelijking tussen Rutte en Den Uyl terecht en kan het huidige kabinet inderdaad iets leren van dat van Den Uyl?
De verkleining van inkomensverschillen die het kabinet wil bewerkstelligen doet, zoals gezegd, inderdaad terugdenken aan vroeger. PvdA-partijvoorzitter Spekman zei kort na de installatie van de nieuwe regeringsploeg: „Nivelleren is een feest.” Den Uyl had het in zijn tijd over „leuke dingen voor linkse mensen.”
Een andere overeenkomst tussen beide kabinetten is dat ze alle twee voorafgegaan zijn door een centrumrechtse ploeg. Den Uyl volgde Biesheuvel op (die regeerde met ARP, KVP, CHU, VVD en DS’70); Rutte I bestond uit de partijen VVD en CDA, met de PVV als gedoogpartner.
In lijn ook met de polarisatiestrategie van Den Uyl maakte zowel Rutte als Samsom in de verkiezingscampagne volstrekt duidelijk waar hun onderlinge verschillen lagen.
Geheel anders dan Den Uyl bleken Rutte en Samsom ná de verkiezingen echter dusdanig pragmatisch dat ze het binnen de kortste keren eens konden worden over het eerste gezamenlijke VVD/PvdA-regeerakkoord uit de geschiedenis.
Den Uyl had ter gelegenheid van zijn 65e verjaardag in een interview met Elsevier laten optekenen dat „een coalitie met de VVD hem de grootste voldoening zou geven.” Maar dat was vooral vanwege zijn grote afkeer van het CDA.
Hij had juist de diepgewortelde overtuiging dat „een coalitie tussen de linker- en de rechterzijde tot een machteloze politiek zal zijn gedoemd, omdat in de grote vragen die aan de orde komen, tussen conservatief en progressief geen compromis mogelijk is.”
In hun regeerakkoord schreven Rutte en Samsom echter: „Wij hebben ons niet laten verlammen door verschillen of het tegenhouden van plannen van de ander; wij zoeken inspiratie in wat ons bindt.”
Den Uyl zou dat nooit zo uit zijn pen hebben gekregen. Altijd –zo luidde in de jaren zeventig al de kritiek– bleef hij te veel partijman. Zo weinig mogelijk toegeven aan politieke tegenstanders en de winst voor de PvdA maximaliseren. De uitruilstrategie die Rutte en Samsom bij de formatie hebben toegepast, zou niks zijn geweest voor Den Uyl. Die wilde op íéder terrein winnen. „De werkelijkheid is”, zei hij ten tijde van zijn kabinet, „dat de progressieven en de christendemocraten verwikkeld zijn in een strijd om wie er nu in het kabinet het meest te vertellen heeft.”
Die politiek kostte hem zijn tweede kabinet omdat de formatiebesprekingen met het CDA in 1977 stukliepen. En zijn vicepremierschap onder CDA-premier Van Agt werd daardoor een lijdensweg.
Op essentiële momenten durfde hij ook niet zijn nek uit te steken, aldus critici. Rutte en Samsom daarentegen smeedden in zeer klein comité een kabinet met hun grootste tegenstander. Ruggespraak met hun partij, waar Den Uyl eindeloos zijn toevlucht toe zocht, pleegden ze niet.
Dramatisch
Den Uyl regeerde ook onder „totaal andere” economische omstandigheden dan het huidige kabinet, aldus zijn biograaf Anet Bleich onlangs in Vrij Nederland. „Hoe dramatisch de oliecrisis en de boycot van Nederland door de Arabische olieproducenten zich aanvankelijk ook lieten aanzien, het bleek al snel heel erg mee te vallen. Er bleef genoeg ruimte en aandacht voor de maatschappelijke hervormingen die de sociaaldemocraten en hun progressieve partners hoog in het vaandel hadden geschreven.”
In zijn Den Uyllezing schetste Samsom de huidige tijd: „The party is over. En nu is het opruimen geblazen. Een beetje zoals je dat vroeger deed als je een heimelijk feest had gegeven en snel de restanten wegwerkt. (…) De nieuwe realiteit vraagt om echte, structurele oplossingen.”
Qua beleid pakte Den Uyl het ook anders aan dan Rutte c.s. Die zetten meteen in op forse bezuinigingen, aanvullend op de al afgesproken miljardenombuigingen. Den Uyl probeerde het in zijn tijd eerst op een andere manier: bewuste opvoering van de binnenlandse bestedingen. Pas later ging hij er ook toe over om de groei van de overheidsuitgaven te beperken.
Verder bedacht Den Uyl vooral oplossingen die hem voortdurend in conflict met het bedrijfsleven brachten, terwijl Rutte er eerder op moet letten dat hij de werknemers niet tegen zich in het harnas jaagt.
Het huidige kabinet heeft daarnaast niet Den Uyls hele nivelleringsagenda overgenomen. Het verkleint wel de inkomensverschillen, maar doet feitelijk niets aan spreiding van macht.
Democratisering en inspraak waren topprioriteit voor links –en dus voor Den Uyl– in de jaren zestig en zeventig. Een van de vier grote hervormingen die zijn kabinet wilde doorvoeren, was de macht van de ondernemingsraden fors vergroten.
Het kabinet-Rutte II komt op het vlak van democratisering vooralsnog niet verder dan dat stemmen vanuit het buitenland gemakkelijker wordt gemaakt. Het aantal gemeenteraadsleden gaat omlaag, evenals het aantal provinciale politieke ambtsdragers. Van referenda, bijvoorbeeld over Europa, willen de regeringspartijen niets weten.
Symboliek
De verschillen tussen de kabinetten-Den Uyl en -Rutte II mogen dan talrijker zijn dan de overeenkomsten, de huidige regeringsploeg kan wel degelijk iets leren dan het meest progressieve kabinet ooit.
Bijvoorbeeld hoe het níét moet. Het kabinet-Den Uyl kondigde bij zijn start vier grote hervormingsvoorstellen aan: over de grondpolitiek, de vermogensaanwasdeling, de selectieve investeringsregeling en de ondernemingsraad. Daarvan is echter vrijwel niets terechtgekomen.
„We hebben veel symboliek tot stand gebracht, zoals het afschaffen van de groetplicht in het leger en de erkenning van homobelangenorganisatie COC”, aldus PvdA’er Van Thijn ooit op tv, „maar de echt grote hervormingen waar het ons om ging, zijn er niet doorgekomen.”
Rondom het kabinet was destijds ook altijd veel reuring. Kwam die niet vanbuiten (het parlement, de maatschappij), dan kwam die wel van binnenuit. Den Uyl deed zelf ook zijn best om zo nu en dan een vuurtje te stoken.
Rutte en Samsom delen, volgens het regeerakkoord, „de diepe overtuiging dat ons land de komende jaren een stabiel en daadkrachtig kabinet nodig heeft.” Bovendien hebben ze „energie voor jaren en ideeën die aan één kabinetsperiode niet genoeg hebben.”
Zaak dus om, naar een uitspraak van Den Uyl, de boel rustig bij elkaar te houden. Samsom lijkt die les in elk geval al te hebben geleerd. „We hebben een lange adem nodig”, stelde hij halverwege december in zijn Den Uyllezing. „Dat betekent een politiek waarin tegenstellingen niet worden weggepoetst, maar wel worden overbrugd. Niet alleen tussen coalitiepartijen, maar ook tussen coalitie en oppositie. U heeft daar nog niet veel van kunnen zien, we zijn nog maar net begonnen, maar neemt u van mij aan: het bijzondere karakter van deze coalitie is wat mij betreft niet de samenwerking VVD/PvdA, maar de samenwerking coalitie/oppositie. Alleen zo komen we de komende lastige jaren door. Alleen zo houden we iedereen op de kar.”
Geen polarisatie dus, maar „de breedst mogelijke samenwerking, ook als daarvoor plannen enigszins moeten worden aangepast.”
Het doel is belangrijk, aldus Samsom, „niet de exacte route ernaartoe. Alleen zo maakt deze generatie politici goed wat we lieten liggen in de afgelopen jaren.” En, onder Den Uyl, in de jaren zeventig.