Enige troost
HC, Zondag 1
Alleen de christelijke leer wijst dit ware en hoogste goed aan én geeft een vaste troost, waardoor het geweten gerustgesteld wordt. Want alleen deze leer legt ons de fontein der menselijke ellende niet alleen bloot, maar schenkt ook de gepaste hulpmiddelen: hoe men, van de zonde en de dood bevrijd, in leven en sterven een vaste en zekere troost deelachtig worden kan.
De verdienende oorzaak van deze troost is de genoegdoening van Christus, waardoor de zondaar met God verzoend en vrijgemaakt wordt van het geweld van satan, onder wiens gehoorzaamheid hij van nature verkeerde, en gesteld wordt tot een gewillige onderdaan in het rijk van Koning Jezus, om in die weg verzekerd te worden van zijn aandeel aan de eeuwige gelukzaligheid.
Dit vertrouwen op de genadige kwijtschelding der zonden, en de verzoening met God omwille van Christus’ verdienste, door het Evangelie (als het getuigenis van de Heilige Geest) in ons hart gewerkt, is de enige en ware christelijke troost. Hierdoor wordt de uitverkoren zondaar in dit leven gerustgesteld, en ervan verzekerd dat hij het eigendom van Christus is en om Diens wil door God bemind wordt.
Zacharias Ursinus, hoogleraar in Heidelberg (”Schatboek Heidelbergse Catechismus”, uitgave 1657)