Direct na de uitspraak stelde het Openbaar Ministerie al beroep in tegen het vonnis.

De rechtbank legde aan de directeur, de veiligheidscoördinator en de productieleider taakstraffen op voor brand door schuld en overtreding van de vergunningvoorschriften, terwijl gevangenisstraffen waren geëist. Het failliet verklaarde bedrijf werd veroordeeld tot een boete.

Drenth constateert vrijdag dat er weinig is overgebleven van de eisen tot 4 jaar cel wegens opzettelijke brandstichting. Maar de verdachten willen in hoger beroep, omdat ze vinden dat ze geen eerlijk proces hebben gehad. Dat komt omdat politie en justitie aan de productiemedewerker die de brand met een gasbrander heeft veroorzaakt, hebben toegezegd dat hij niet meer vervolgd zal worden.

„Verder kunnen cliënten zich principieel niet vinden in de veroordeling voor overtreding van de milieuregels en het verwijt dat ze onvoorzichtig zijn geweest”, laat de raadsman weten in een verklaring.

Drenth benadrukt in een toelichting dat de volledige termijn is gebruikt om over het hoger beroep na te denken, om niet te reageren vanuit emotie. Hij heeft de indruk dat het Openbaar Ministerie wel emotioneel heeft gereageerd op het vonnis. Hij constateert een agressief patroon in de handelwijze van de tegenpartij tot dusver, met symptomen van aansturing door de OM-top, legde hij vrijdag desgevraagd uit.