Godsdienstvrijheid verliest aan betekenis
Godsdienstvrijheid is een omstreden zaak. Zowel in de juridische wereld als in de politiek. Principieel gezien is het ook de vraag in hoeverre wij dit relativistische concept kunnen omhelzen.
Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer sprak vorige week uit dat de Zondagswet kan vervallen. De speciale regels die nu nog gelden, met name ten aanzien van de zondagmorgen, waren achterhaald en overbodig.
Opnieuw een aanwijzing dat in de Nederlandse politiek de consideratie met religieuze opvattingen en religieuze gevoeligheden duidelijk afneemt. Ook wanneer die afkomstig zijn uit een eeuwenoude christelijke traditie.
Evenzo is de discussie over het ritueel slachten en de besnijdenis van jongens nog niet ten einde. Daarbij gaat het om joden en moslims. Twee groeperingen die in deze wereld veelal scherp tegenover elkaar staan, maar elkaar hier in de beklaagdenbank tegen komen.
Dierenleed prioriteit
De Leidse hoogleraar Cliteur, die zich al jarenlang opwerpt als bestrijder of in ieder geval als criticus van de godsdienst, stelde onlangs in het Nederlands Juristenblad dat de vrijheid van godsdienst de komende decennia zal worden ingeperkt. In dit verband wees hij erop dat de jongere generatie geneigd is de inperking van dierenleed de voorrang te geven boven het recht op rituele slacht.
Daar zou hij wel eens gelijk in kunnen hebben. Jongeren zijn minder godsdienstig en daarmee ook minder geneigd om rekening te houden met religieuze bezwaren.
Daarentegen zijn dieren hoger op de ranglijst komen te staan. Ook dat heeft te maken met de ontkerstening. Vanuit evolutionistisch perspectief willen velen niet meer weten van het fundamentele verschil tussen mens en dier. De terminologie van Cliteur maakt dat ook wel duidelijk. Hij spreekt van menselijke en niet-menselijke dieren. De hele gang van zaken rond de aangespoelde bultrug bij Texel, inclusief de geuite bedreigingen, maakt wel duidelijk dat dierenliefde absurde vormen kan aannemen.
De godsdienstvrijheid zal volgens Cliteur ook moeten worden ingeperkt vanwege de grote waarde die in onze maatschappij aan het gelijkheidsbeginsel wordt toegekend. Religieuze bezwaren tegen vrouwen in het kerkelijk ambt of tegen vrouwen in bestuurlijke functies kunnen toch eigenlijk niet meer worden geaccepteerd.
Trend
Nu is het uiteraard niet zo dat alles wat Cliteur voorspelt, ook zal gebeuren, maar hij geeft hier wel degelijk een trend aan. Het maakt in ieder geval duidelijk dat we er niet zijn wanneer de SGP inzake de vrouw in de politiek nu maar eens wat zou toegeven. Dat er kerken zijn die geen vrouwelijke ambtsdragers willen, zal steeds meer op onbegrip en verzet stuiten.
Wellicht gaat men stellen dat dat toch eigenlijk niet tot de kern van de godsdienstvrijheid behoort en daarom verboden kan worden. Gelukkig is de Rooms-Katholieke Kerk nog steeds tegen de vrouw in het ambt. Die wereldkerk kan men nu eenmaal moeilijker aanpakken dan de Hersteld Hervormde Kerk of de Gereformeerde Gemeenten. Maar je kunt beginnen door met kerken die zich niet conformeren aan de moderne waarden hun ANBI-status af te nemen, zodat de giften die zij krijgen niet meer fiscaal aftrekbaar zijn.
Het is aannemelijk dat religieuze bezwaren in de toekomst minder zwaar zullen wegen. Met een beroep op de godsdienstvrijheid zal men zich moeilijker aan bepaalde verplichtingen kunnen onttrekken. Nu is godsdienstvrijheid in onze huidige rechtsorde ook geen absoluut gegeven. Vrouwenbesnijdenis is tegenwoordig in Nederland verboden. Daar staat zelfs een maximale gevangenisstraf van twaalf jaar op. En terecht, ondanks de godsdienstige motieven die voor deze ingreep worden aangedragen.
Exclusief en intolerant
In de grond van de zaak is godsdienstvrijheid een nogal relativistisch concept. Het past meer in een liberale of humanistische traditie dan in een gereformeerde. Vanuit de Bijbel kunnen we weten dat allerlei vormen van godsdienst niet gelijk zijn. Er is de dienst van God en de dienst van de afgoden. Dat maakt een levensgroot verschil. „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben”, zo luidt het eerste gebod. Dat is inderdaad exclusief en intolerant. Zeker in deze postmoderne tijd is dat, om het Bijbels te zeggen, een steen des aanstoots en een rots der ergernis.
De gedachte dat godsdienstvrijheid toch zo mooi is omdat alle mensen dan in vrijheid en geheel naar eigen smaak hun godsdienst kunnen kiezen en hun leven daarnaar kunnen inrichten en desgewenst ook zonder godsdienst door het leven kunnen gaan, is geheel vreemd aan de Bijbel. Daar moeten we dan ook duidelijk afstand van nemen. De dienst aan de ware God is een te ernstige zaak om daar zo relativistisch over te spreken.
Geen wonder dat de vrijheid van godsdienst in de SGP-traditie nooit is omhelsd. Daar was zeker reden voor. Als men daar nu wezenlijk anders over gaat denken, wijst dat op dieper liggende verschuivingen. Tegelijkertijd geldt dat de huidige ontwikkelingen ons voor allerlei nieuwe vragen en problemen stellen.
Nu zal duidelijk zijn dat je beter in een land kunt wonen waar te veel vrijheid is, dan in een land waar te weinig vrijheid is. Beter in een land waar het kwade veelal getolereerd wordt, dan in een land waar het goede verboden is. Dat geldt ook ten aanzien van de vrijheid van godsdienst. Gelukkig is er in ons land alles bij elkaar genomen nog steeds een grote vrijheid om God te dienen naar Zijn Woord. Hopelijk blijft dat zo. Dat is immers van wezenlijk belang.
De ander en wij
Hoe zit het echter met de vrijheid van anderen? Van valse godsdiensten en valse leringen? Tegenwoordig durven we dat nauwelijks meer zo te noemen. Vroeger was men niet zo benauwd voor dergelijke woorden. Het is ook een Bijbels spraakgebruik. De Bijbel weet van valse christussen, valse profeten en valse apostelen. Van verleidende geesten en vreemde leringen. Het is een slecht teken als wij daarvan vervreemd zijn.
Geldt hierbij inderdaad dat je de ander moet gunnen wat je zelf verlangt? Zo wordt dat nogal eens geformuleerd. Maar is dat terecht en is daar alles mee gezegd? Een dergelijke redenering wordt ook wel aangevoerd om het homohuwelijk te verdedigen. „Je moet ons, homo’s, hetzelfde gunnen (te weten het huwelijk) als jullie zelf altijd al hebben”, zo luidt het dan.
Ons antwoord daarop is dat een huwelijk van een man en een vrouw, als goddelijke instelling, volstrekt niet gelijkgesteld kan worden met een zondige relatie van twee mannen of twee vrouwen. Maar evenzo geldt dat de ware dienst van God heel wat anders is dan het aanhangen van de afgoden en het navolgen van valse leringen. Dat fundamentele gegeven is niet alleen op zondag relevant, maar heeft ook publieke betekenis. Godsdiensten zijn volstrekt niet aan elkaar gelijk.
In beide gevallen zul je ongetwijfeld op veel onbegrip en veel verzet stuiten. Dergelijke standpunten zal men je hoogst kwalijk nemen. In de Tweede Kamer en daarbuiten. Dat is dan niet anders. Dat komt doordat velen in onze maatschappij volstrekt vervreemd zijn van de inhoud van de Bijbel. Men weet niet meer van een geopenbaarde waarheid.
Overigens is er alle reden om te bepleiten dat de overheid met de religieuze en niet-religieuze overtuiging van mensen voorzichtig omgaat en terughoudend is om in te grijpen in hun privéleven. Dat vanwege de te respecteren gewetensvrijheid en het bewaren van de rust en vrede in de maatschappij. Godsdienst raakt mensen diep. Daar moet je behoedzaam mee omgaan.
Ook al zijn we van mening dat ritueel slachten een mens niet aangenamer maakt voor God en dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is, toch is er reden om ons te verzetten tegen eventuele wetsvoorstellen die dit zouden willen verbieden. Groepen mensen in ons land, grote groepen zelfs, zijn aan deze praktijken immers zeer gehecht. Voor hen is dat een wezenlijk onderdeel van hun bestaan en dat van hun geloofsgemeenschap. We moeten elkaar niet nodeloos dwars zitten.
Precedentwerking
Onmiskenbaar hebben wij belang bij de vrijheid van godsdienst zoals die in de Grondwet verankerd is. Dat kan duidelijk zijn. Inperking daarvan raakt algauw ook de vrijheid om God te dienen naar Zijn Woord. En ook al zou dat in eerste instantie niet aan de orde zijn, dan is er in de huidige maatschappij en in het huidige politieke klimaat alle reden om beducht te zijn voor precedentwerking. Ook internationaal gezien is de vrijheid van godsdienst een belangrijk instrument om de vervolging van christenen aan de orde te stellen.
Een dergelijke pragmatische opstelling is ook aan de orde ten aanzien van bijvoorbeeld de vrijheid van onderwijs. Met alle waardering en dankbaarheid daarvoor, moeten we ons natuurlijk ook de schaduwzijden realiseren. We moeten niet net doen alsof het nu toch zo mooi is dat moslimouders in Nederland hun kinderen met overheidsgeld in de Koran kunnen laten onderwijzen. Maar de huidige situatie is verre te verkiezen boven een situatie waarin er alleen overheidsscholen zijn met een seculier lesprogramma en een dito leefklimaat.
De huidige constellatie vereist daarom een behoedzaam manoeuvreren. We hebben te maken met een seculiere meerderheid die geen gevoel heeft voor de diepgang van godsdienstige overtuigingen en weinig consideratie heeft met regelingen die mede ten behoeve van groepen christenen tot stand gekomen zijn.
Lekke reddingsboei
De in het verleden veelal ruim geïnterpreteerde vrijheid van godsdienst zal, zoals Cliteur al voorspelde, de komende decennia niet onbelangrijk worden ingeperkt. Dat is althans te vrezen. Niet zonder reden betitelde politiek redacteur Addy de Jong in het RD van vorige week de godsdienstvrijheid als een reddingsboei die leegloopt. Daar moeten we dus niet te veel onze hoop op stellen.
Een enthousiast verdedigde vrijheid van godsdienst laat zich moeilijk verenigen met hetgeen de Bijbel zegt over het grote verschil tussen de ware en de valse godsdienst. Tot dat standpunt moeten we ons niet laten verleiden. Bij de gedachte dat de overheid Gods dienares is en gebonden aan de beide tafels van Gods wet, past geen neutrale overheid. Niet alles kan en mag in de openbare ruimte getolereerd worden.
Maar je moet ook goed kijken naar allerlei feitelijke effecten. Dan moet je zeggen dat wij veelal belang hebben bij een ruim geïnterpreteerde godsdienstvrijheid, al kunnen wij die ideologisch niet omhelzen. Ook hier geldt dat de wereld ingewikkeld in elkaar zit. De gevaren komen meestal van verschillende kanten en soms doen zich ongedachte mogelijkheden voor die we niet onbenut moeten laten.