Wiskunstenaar Roelofs ontdekt fout bij Da Vinci
Kunstenaars die wiskunde als hun belangrijkste inspiratiebron zien, zijn dun gezaaid. Rinus Roelofs uit Hengelo is echter zo iemand. „Een kunstenaar heeft altijd een boodschap. Wat ik wil, is mijn fascinatie voor de wiskunde overbrengen.”
Met een geheimzinnige glimlach toont Roelofs een raadselachtige ring. „Vertel maar eens, hoe zit dit in elkaar?” Het is even stil. „Nou, het lijken twee ineengevlochten ringen. Die zitten afwisselend boven en onder elkaar. Maar dat kan niet, want de ring bestaat uit vijf stukken. Als het een vlechtwerk is, moet er altijd een even aantal onderdelen zijn, want anders kom je niet uit.”
De lach om Roelofs mond wordt nog breder. Nu is hij waar hij wezen wil. Mensen laten nadenken over de wondere wereld van de wiskunde. „Klopt. Deze ring kan nooit uit twee vervlochten ringen bestaan, maar vormt één geheel.”
De vergelijking met het werk van M. C. Escher dringt zich op. Die manoeuvreerde immers ook op het snijvlak van kunst en wiskunde en maakte ontwerpen die zijn bewonderaars nog altijd in verwarring brengen. Roelofs beaamt dat, maar nuanceert meteen. „Escher werkte altijd in het platte vlak, ik werk driedimensionaal. Ook maakte hij gebruik van realistische figuren, zoals mensen en gebouwen. Dat zou ik zo zelf niet doen.”
Dat neemt niet weg dat het werk van Escher Roelofs tot op de dag van vandaag inspireert. „Van dit soort kunstenaars zijn bij het grote publiek maar een paar werken bekend. Ik heb al zijn schetsboeken doorgenomen, daarmee kom je het dichtst bij Escher zelf.”
Niet alleen het werk, maar ook de manier van denken van Escher fascineert Roelofs. „Hij heeft zijn werkwijze wel eens voorgesteld als rondlopen in een mooie bloementuin die niemand kent. Hijzelf is de enige die de toegang tot de tuin heeft gevonden.”
Opvallend genoeg verloopt de toegang tot zo’n nieuwe tuin vaak via een fout, die de kunstenaar opening biedt om iets nieuws te maken. Herkent Roelofs dat bij zichzelf? „Op echte fouten heb ik mezelf nooit betrapt. Wel gebeurt het geregeld dat ik planmatig iets maak en dan komt er iets totaal anders uit. Dan is er geen sprake van een fout, maar wel van een verrassende wending.”
Het toonbeeld daarvan neemt een prominente plaats in Roelofs werkkamer in. Twaalf stukken plexiglas die –als ze in elkaar worden gezet– een bolvormig skelet vormen. „Het geheel is eenvoudig in elkaar te zetten, maar zonder geweld te gebruiken krijg je de onderdelen nooit meer uit elkaar. Hoe dat komt, weet ik nog steeds niet.”
Roelofs wijst de weg naar de ruime zolder boven zijn atelier. De ruimte is bijna helemaal gevuld met een manshoge koepel, opgebouwd uit identieke plankjes met de afmetingen van een forse liniaal. „Elk plankje heeft vier inkepingen, twee op de uiteinden en twee in het midden. In zo’n uitsparing past weer een ander plankje. Als je gaat bouwen, geldt als regel dat een eindpunt altijd op een inkeping in het midden terecht moet komen.” Roelofs duwt eens flink op de zelfgebouwde koepel. „Zo krijg je heel sterke constructies die architecten prima zouden kunnen gebruiken om bijvoorbeeld golvende koepels te maken.”
Na literatuuronderzoek kwam Roelofs tot de conclusie dat niemand dit eenvoudige principe ooit ontdekt heeft. Totdat hij op een tekening van Leonardo da Vinci stuitte. „Het leek een tweedimensionale tekening, maar toen ik beter ging kijken, zag ik dat het om een ruimtelijke afbeelding ging. De begeleidende tekst liet daar geen twijfel over bestaan. Da Vinci was mij voor geweest. Ik heb als proef zijn bouwplan in de buurt van het Italiaanse Da Vinci Museum met boomstammetjes nagebouwd. Een definitieve versie staat nu in het beeldenpark Arte Sella in Noord-Italië.”
Voor zijn ontwerpen maakt Roelofs dankbaar gebruik van de computer. „Dat apparaat gaf me een enorme vrijheid. Een ruimtelijk model ontstaat in mijn hoofd, maar voordat ik het had gemaakt, was ik vroeger in mijn werkplaats een week verder. Achter de computer weet ik vaak na tien minuten tekenen al of het model in mijn hoofd is wat ik zoek.”
Minstens zo blij is de Hengelose kunstenaar met de stormachtige ontwikkeling van de 3D-printer. Uit de kast haalt hij een geweven matje van hard plastic. „Met normale middelen zijn dit soort vlechtwerken niet te maken.”
Wie een door Roelofs ontworpen vlechtmatje in handen heeft, voelt meteen dat er iets vreemds aan de hand is. Op het eerste gezicht lijken het twee verweven lagen, maar opvallend genoeg zijn die niet ten opzichte van elkaar te verschuiven. Het kunstwerk moet dus wel uit één geheel bestaan.
„Je ontdekt de sleutel van het probleem door niet naar het materiaal zelf te kijken, maar naar de gaten”, licht Roelofs toe. „Het vlechtmatje is uit één stuk geprint en elk gat heeft de vorm van een knoop. De gaten van de verschillende lagen gaan als het ware in elkaar over.”
Het einde van Roelofs inspiratie is nog niet in zicht. Op dit moment bouwt hij koepels met gebogen plankjes. „Als je plankjes met een knik gebruikt, ontstaat er een koepel die uit een dubbele laag bestaat, net als bij het vlechtwerk waar ik al jaren aan werk. Op een gegeven moment ontdekte ik dat kruisverband tussen weven en de plankjestechniek. Dat is weer zo’n nieuwe tuin, waar Escher over sprak.”
Zoeken naar publiek
Rinus Roelofs (1954) ruilde zijn studie toegepaste wiskunde aan de Universiteit Twente in voor de kunstacademie en studeerde af als beeldhouwer. Op dat moment komt zijn belangstelling voor wiskunde weer terug, maar merkt hij ook dat exposeren in een galerie voor hem een gesloten deur is. Mensen vergelijken hem met Escher, wiens werk in die tijd (de jaren tachtig) nog niet als kunst wordt gezien. Het gevolg is dat hij zelf op zoek moet naar publiek. De opkomst van internet helpt daarbij enorm. Roelofs reist met zijn werk de hele wereld over en geeft workshops en lezingen om zijn fascinatie voor de wiskunde dichter bij de mensen te brengen. Zijn website geeft een goede indruk van de veelzijdigheid van de kunstenaar.
Escher en Da Vinci betrapt
De talloze schetsboeken van Leonardo da Vinci fascineren Roelofs al van jongs af aan. „Bij wijze van oefening heb ik eens een aantal veelvlakken van Da Vinci met de computer nagetekend. Bij het tekenen van een van die figuren zag ik ineens: dit klopt niet. Zo heb ik een fout in het werk van Da Vinci gevonden.”
Roelofs neemt de geniale Da Vinci overigens niet kwalijk dat hij aan de onderkant van een veelvlak een piramide met een vierkant grondvlak tekende, terwijl het een driehoek had moeten zijn. „Het is een complexe figuur waar Da Vinci zonder model en zonder computer aan werkte.”
Dat fouten vaak een opening bieden tot een nieuw inzicht, toont de vergissing van Da Vinci volgens Roelofs haarscherp aan. „De fout is zodanig dat het een aanwijzing was tot een complex veelvlak dat pas in de twintigste eeuw is ontdekt. Hij had dat kunnen zien!”
Een fout in een tekening van Escher, waarin hij een Hollands polderlandschap spiegelt (”Dag en nacht”, 1939), kon ook niet voor Roelofs geoefend oog verborgen blijven. „Veel mensen weten niet dat ouderwetse Hollandse molens, in tegenstelling tot moderne windmolens, altijd linksom draaien. Escher heeft het landschap perfect gespiegeld, maar bij een molen mag dat niet, want dan heb je geen werkende windmolen meer. Kennelijk heeft hij dat niet ingezien, want dan had hij die fout niet gemaakt.”