Binnenland

Steeds meer gemeenten willen gemeentelijke wietplantage

Utrecht, Leeuwarden, Haarlem, Rotterdam, Tilburg, Eindhoven, Nijmegen. De ene na de andere gemeente laat weten wel wat te zien in gemeentelijke wietplantages. Volgens dr. Gemma Blok van de Universiteit van Amsterdam, kenner van de geschiedenis van het Nederlandse drugsbeleid, zal het nog wel even duren voor het echt zo ver is.

Neline Boogert-Floor

18 December 2012 14:36Gewijzigd op 15 November 2020 00:53
Foto ANP
Foto ANP

Regulering van wietteelt is volgens gemeenteraden van veel grote steden hard nodig om overlast rond coffeeshops in te dammen. Cannabis −in de volksmond wiet genoemd naar het Engelse ”weed”− mag sinds de jaren zeventig in kleine hoeveelheden worden verhandeld, maar de hennepteelt is grotendeels in handen van de georganiseerde criminaliteit. Coffeeshops zijn voor hun bevoorrading daarom vooral aangewezen op criminelen.

Al in 1999 pleitte burgemeester Stekelenburg van Tilburg voor een proef met gemeentelijke wietteelt. Het idee werd in 2008 tijdens een wiettop nieuw leven ingeblazen en kreeg toen steun van 33 gemeenten. Toenmalig premier Balkenende zag de proef niet zitten. Hij noemde het voorstel „een beetje dol.”

Nu het huidige kabinet de zogenaamde wietpas wil afschaffen en het regeerakkoord met betrekking tot het drugsbeleid over „lokaal maatwerk” spreekt, hopen de gemeenten op nieuwe mogelijkheden voor regulering van de wietteelt.

Dr. Gemma Blok van de Universiteit van Amsterdam is gespecialiseerd in de geschiedenis van verslavingszorg en drugsbeleid. Dat verschillende gemeenten de wietkweek willen reguleren, verbaast haar niet. „Sinds de introductie van het gedoogbeleid in de jaren zeventig hebben gemeenten al problemen gehad met overlast rond coffeeshops, drugstoerisme en criminaliteit”, zegt ze. „Je ziet aan de ene kant vanuit de overheid een roep om een hardere aanpak. Tegelijk merk je dat gemeenten juist steeds meer openstaan voor initiatieven om de problemen bij de achterdeur op te lossen.”

Gevaarlijke situaties

Omdat bij de cannabisteelt veel licht en warmte nodig is, wordt er vaak illegaal stroom afgetapt om de plantage van elektriciteit te voorzien. Dat kan voor gevaarlijke situaties zorgen. Ook is de kwaliteit van de illegaal geteelde cannabis niet goed te controleren. Redenen genoeg voor de gemeenteraden van verschillende grote steden om afgelopen weken in moties te pleiten voor gemeentelijke wietplantages, waarmee de bevoorrading van coffeeshops uit de illegaliteit wordt gehaald.

Dat zo veel gemeenten nu plotseling met moties over regulering van wietkweek komen, vindt Blok wel opmerkelijk. „Ik denk dat dit valt onder de noemer ”grenzen van het nieuwe kabinet testen”. De VVD is in de vorige kabinetsperiode onder invloed van de PVV aardig opgeschoven in de richting van het kamp dat de verkoop van drugs zo veel mogelijk wil inperken of zelfs verbieden. Nu komen ze daar mogelijk weer wat van terug.”

Toch lijkt verantwoordelijk minister Opstelten van Veiligheid en Justitie voorlopig niet bereid om het drugsbeleid verder te liberaliseren. In een reactie op het nieuws over de moties van de verschillende steden stelde hij vorige week al nadrukkelijk dat regulering van wietteelt tegen Europese regels ingaat en in Nederland strafbaar is.

Plaatselijk verzetten vooral CDA-fracties zich tegen de plannen voor een gemeentelijke wietkweek. Ook de Rotterdamse CU/SGP-fractie stemde tegen. Fractieleider S. J. Sies wijst erop dat 80 procent van de wietplantages cannabis produceert voor de export. „Door te zorgen dat coffeeshops hun drugs legaal kunnen inkopen, los je het probleem van de hennepplantages dus niet op.”

Volgens Sies is Nederland in de problemen gekomen door het gedoogbeleid aan de voordeur. „Het is vreemd om dat nu te willen oplossen door ook de achterdeur open te zetten”, zegt hij. Liever zou hij ook de voordeur op slot doen en helemaal stoppen met gedogen.

Coffeeshopcultuur

Het gedoogbeleid dat in de jaren zeventig is ingevoerd, heeft volgens Blok juist succes gehad. „Het doel was destijds het scheiden van de markten voor softdrugs en harddrugs, om te voorkomen dat jongeren die een jointje roken ook al snel aan de heroïne zouden raken.”

Dat kwaad is bedwongen, aldus Blok, maar er is wel een coffeeshopcultuur ontstaan. „Landelijk zijn er zo’n 400.000 actuele gebruikers, mensen die afgelopen maand nog cannabis hebben gebruikt.” Volgens Blok is het onmogelijk om een genotsmiddel dat zo wijd verbreid is compleet uit te bannen. „Maar hoeveel hardrijders hebben we niet in Nederland?” reageert Sies. „Dan zeggen we toch ook niet dat we de snelheidslimiet afschaffen?”

De invloed van het beleid op het drugsgebruik wordt vaak overschat, stelt Blok. „In Nederland is het gebruik van cannabis de afgelopen vijftig jaar toegenomen, maar in de landen om ons heen, waar het beleid veel strenger was, zie je dezelfde tendens. In Amerika, het antidrugsland bij uitstek, wordt veel meer geblowd dan bij ons. Je moet de oorzaak daarvan niet primair zoeken in het beleid, maar bijvoorbeeld in de hoeveelheid stress in een samenleving. En het is ook belangrijk hoe goed een bepaalde drug aansluit bij de jongerencultuur in een land, hoe cool het is.”

Blok vindt dat Opstelten zich te makkelijk van de kwestie afmaakt door te zeggen dat een gemeentelijke wietplantage tegen de regels is. „In 1976 is de Opiumwet gewijzigd en hebben we ook de grenzen van de Europese regelgeving opgezocht. Bovendien, er gebeurt al van alles in Europa. In Portugal en Tsjechië is het bezit van harddrugs de afgelopen jaren gedecriminaliseerd. En zelfs in Amerika zie je het verschuiven. In de staten Colorado en Wash­ington is cannabis niet langer verboden.”

Gelet op de trend die zich internationaal aftekent, is het volgens Blok goed mogelijk dat drugs in de toekomst worden gelegaliseerd. „Maar niet op korte termijn. De gemeenten zijn dus nog wat vroeg met hun moties. Ik vind het wel heel goed dat ze er zijn. De geluiden komen nu niet alleen meer uit links-liberale hoek maar uit de gemeenteraden van grote steden, waar ze dagelijks te maken hebben met problemen rond coffeeshops.”

Patstelling

Blok constateert dat er al decennialang een patstelling is in het drugsdebat. „Christelijke politici die tegen gedogen zijn, worden vaak gezien als een bekrompen mensen, dinosaurussen uit een ver verleden, en voorstanders worden weggezet als een stelletje linkse blowers. Het wordt tijd om eens zakelijk naar de feiten te kijken en met elkaar vast te stellen waar het probleem werkelijk zit. Het zou goed zijn om niet te focussen op cannabis maar naar alle drugs te kijken en dan de vraag te stellen waar het grootste probleem is. Uit veel onderzoeken naar de effecten van verschillende drugs is gebleken dat het gebruik van tabak en alcohol een veel groter gezondheidsprobleem vormt dan cannabis.”

Sies vindt toch dat er wel verschil is tussen cannabis en alcohol. „Bij volwassenen veroorzaakt gebruik van een beperkte hoeveelheid alcohol geen gezondheidsproblemen. Bij wiet is dat wel het geval. Van alcohol is wel bekend dat het bij jongeren tot 23 jaar hersenbeschadiging veroorzaakt. Daarom zijn wij ook voor ophoging van de minimumleeftijd voor alcoholconsumptie naar 23 jaar.”

Al is het Rotterdamse raadslid geen voorstander van legaliseren van cannabis, hij ziet wel een klein voordeel. „Tegenwoordig wordt het THC-gehalte (de werkzame stof in wiet, NB) op de plantages zo ver opgeschroefd dat het effect van cannabis niet onderdoet voor dat van harddrugs. Bij regulering zou je daar beter op kunnen controleren.”

Dat je iets reguleert, hoeft niet te betekenen dat je het gebruik ervan aanmoedigt, benadrukt Blok. „Je geeft wel het idee op dat je het kunt uitbannen, maar je kunt net als bij alcohol en bij tabak boodschappen uitzenden waarin je laat zien dat het niet verstandig is om het te gebruiken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer