Ds. Van der Meulen draagt functie hoofd krijgsmachtpredikant over aan ds. Ubels
DEN HAAG – „Voor de laatste keer mag ik in een wereld die mij zeer dierbaar geworden is, de wereld van defensie, u de zegen meegeven”, klinkt het uit de mond van scheidend hoofdkrijgsmachtpredikant ds. P. M. van der Meulen. Op de laatste woorden van die zegen lijkt in deze context bijzondere aandacht te rusten: „en geve u vrede.”
De vele uniformen misstaan niet in de monumentale Haagse Kloosterkerk, ooit nog gebruikt als munitiedepot en paardenstal van de cavalerie. Ds. Paul van der Meulen droeg er donderdag –exact vijf jaar nadat hij deze aanvaardde– zijn functie van hoofd van de Dienst Protestantse Geestelijke Verzorging over aan ds. Klaas Henk Ubels. Per 1 januari wordt hem op eervolle wijze functioneel leeftijdsontslag (zeg: emeritaat) verleend.
De vijf jaren waarin ds. Van der Meulen aan het hoofd van de organisatie stond, werden door M. A. van Ulden, voorzitter van het CIO-M (interkerkelijk Contact in Overheidszaken, commissie Militairen), getypeerd als „een tropentijd”, vanwege grootschalige reorganisatie en dito bezuinigingsoperaties. De „hamvraag” of een legerpredikant nu een burger of een militair is, werd daarbij nog altijd niet opgelost, volgens Van Ulden. Hij dankte de afscheid nemende gereformeerde predikant voor zijn grote inzet en de wijze waarop hij zich sterk had gemaakt voor het protestantse geluid te midden van dat van de andere denominaties die bij de geestelijke verzorging van militairen betrokken zijn.
Niet door kracht
Ds. Van der Meulen droeg zijn functie over door een nieuw vervaardigde dienstbijbel aan zijn opvolger te overhandigen, „want daar zijn we toch dienaren van, van dat Woord dat leven brengt.” In de dienstbijbel werd ook een nieuw logo gedrukt, met daarin de contouren van een witte duif en de Latijnse vertaling van de Bijbeltekst „niet door kracht of door geweld, maar door mijn Geest”, uit Zacharia 4. „Aparte woorden, in een organisatie waar je juist met geweld te maken hebt.”
De woorden waren ook het uitgangspunt voor een korte overdenking van ds. Ubels. Zacharia leefde ten tijde van de terugkeer uit ballingschap. „Koning Cyrus had hun dat toegestaan. Dat was slim van hem, want je doet er beter aan een bevolking voor je te winnen dan ze tegen je in het harnas te jagen. Door ruimte te geven aan de ziel van een volk boek je winst.”
In het hoofstuk gaat het ook over twee gezalfden, Zerubbabel en hogepriester Jozua, die betrokken zijn bij de herbouw van de tempel, en over gouden olie. „Onze dienst wordt wel gezien als de smeerolie van defensie”, zei de –eveneens– gereformeerde predikant, „maar ik zou het de gouden olie willen noemen. We zijn er voor een hoger doel, de herbouw van Gods tempel. Ook wij mogen leven naar het grootse visioen van het eeuwige vrederijk. En dat niet door kracht of geweld, maar door Gods Geest, die mensen geestdriftig maakt en enthousiasmeert.”
Ds. Ubels verwees daarbij naar het lied ”Blowin’ in the wind” van zanger Bob Dylan, dat even later door zijn dochter met gitaar werd gezongen. Eerder verzorgde ook de dochter van ds. Van der Meulen al een muzikaal intermezzo, op viool.
Volgens ds. Ubels is het zowel bij defensie als bij de geestelijke verzorging uiteindelijk te doen om vrede, maar gaan beide een heel andere weg daar naartoe. „Geweld doet iets met mensen, het gaat je niet in de koude kleren zitten. Het is van het allergrootste belang dat we er dan aan herinnerd worden dat we mens zijn. Dat kan door aandacht, door iemand op verhaal te laten komen. Dominees kunnen dat als geen ander, dat is hun vak. Een luisterend oor doet goed, vooral als er iets van Gods aandacht in mag doorschemeren.”
Jezus weende
Ds. Van der Meulen zelf gaf de aanwezigen een aantal Bijbelgedeelten mee die hem bijzonder hadden aangesproken gedurende zijn krijgsmachtperiode. Een daarvan was: „Jezus weende.” „Toen ik dit voor het eerst las, was ik diep geraakt. Wat is dat, wat gebeurt hier? Jezus weende niet om Lazarus, maar om het verdriet dat Hij zag bij de mensen om Hem heen. Dat draagt ons werk, dat draagt het pastoraat. Dat wil ik graag overdragen.”