Nederlanders niet verliefd op Europese Unie
Driekwart van de Nederlanders vindt het EU-lidmaatschap van ons land een goede zaak. Tegelijkertijd wordt het nieuws over de EU nergens anders met zo weinig aandacht gevolgd als hier. Een opmerkelijk spanningsveld. „De EU is net een stofzuiger. Uiterst nuttig, maar wie wordt daar nou verliefd op?”
„Zonder de EU zou Nederland zijn veroordeeld tot de bedelstaf.” Stelliger kan PvdA-kamerlid F. C. Timmermans het niet uitdrukken. „Er is geen land in Europa dat zo profiteert van de open grenzen en de gemeenschappelijke markt als Nederland.” Het is daarom niet vreemd dat bijna driekwart van de Nederlanders het EU-lidmaatschap van ons land een goede zaak vindt. „De burgers weten heel goed dat wij ons geld verdienen in Europa. Tegelijkertijd zijn ze erg wantrouwend over de Europese overheid. Dat is de paradox die ons steeds meer parten speelt.”
Nederlanders hebben ook „weinig nationaal zelfbewustzijn”, meent ChristenUnie/SGP-europarlementariër Blokland, die volgende week in de Tweede Kamer het woord zal voeren tijdens een debat over Europa. „Ze zien hun eigen land als een klein landje dat vooral profiteert van het EU-lidmaatschap.” VVD-Europa-woordvoerder J. C. van Baalen ziet het zo: „Niemand krijgt een warm gevoel bij de belangrijkste verworvenheden van de EU, zoals de interne markt. Europa laat de burger emotioneel koud, terwijl hij zich wel degelijk realiseert hoe belangrijk de Unie is. De EU is net een stofzuiger. Dat is een uiterst nuttig apparaat, maar wie wordt daar nou verliefd op?”
Tandarts
Een andere vergelijking trekt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in zijn pas gepresenteerde advies ”Hart voor Europa”. „Het is met de EU een beetje als met de tandarts: noodzakelijk en goed dat die er is, maar als zodanig geen bron van blijdschap of verwachting.” De raad snapt best dat weinig mensen belangstelling hebben voor de EU, omdat het „moeilijk is om je met een vrijhandelszone te identificeren. Zolang het gemeenschappelijke niet duidelijk zichtbaar is, kan een sterke oriëntatie op de EU bij burgers ook niet worden verwacht.”
Volgens de RMO is er een aantal oorzaken voor het gebrek aan betrokkenheid. De Europese onderwerpen zijn veel te vaag. De besluitvorming in de Unie is bovendien ingewikkeld en ondoorzichtig. Positieve bijdragen van Europa aan het dagelijks leven blijven daarnaast nogal onzichtbaar, terwijl negatieve kanten alle aandacht krijgen.
Ook onderzoeker Alfred Pijpers van Instituut Clingendael weet waarom Nederlanders ongeïnteresseerd zijn. „Ons land is van meet af aan betrokken geweest bij de Europese eenwording. Die begon met maatregelen op het terrein van de handel. Die regelingen hebben voordeel opgeleverd en zijn nooit omstreden geweest. De EU is daardoor nooit een levendig onderwerp geworden, maar de Nederlander is vertrouwd geraakt met Europa.” Tevens grijpt de EU mensen niet rechtstreeks in hun portemonnee. „Boetes, uitkeringen en subsidies komen allemaal van de nationale overheid.”
Schamen
Wie het over betrokkenheid van burgers heeft, moet wel weten wat hij daaronder verstaat. De RMO denkt dan vooral aan politieke participatie. Dat betekent dat mensen meedoen aan verkiezingen, Europese politieke fracties steunen en meepraten tijdens politieke bijeenkomsten. Maar betrokkenheid heeft volgens de raad ook te maken met gevoelens van verbondenheid en identificatie met mensen en organisaties in Europa.
Recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Planbureau (CPB) laat zien dat nog niet eenderde van de Nederlanders zich gehecht voelt aan Europa. Dat is heel weinig vergeleken met verbondenheid met eigen land (83 procent) of woonplaats (76 procent).
Aandacht voor Europees nieuws (9 procent) blijft ver achter bij onderwerpen als sport (47 procent) en economie (33 procent).
Daarbij besteedt de televisie als belangrijkste nieuwsbron voor mensen weinig aandacht aan Europa. Blokland voegt hier aan toe dat de media in Nederland vergeleken met andere lidstaten relatief weinig aandacht besteden aan Europa. „Ze brengen ook niet duidelijk voor het voetlicht wat de politieke verschillen zijn tussen de Nederlandse europarlementariërs. Daardoor zien veel burgers de Europese politiek als een pot nat.”
Het SCP en het CPB maakten hun gegevens op Prinsjesdag bekend. Tegelijkertijd presenteerde staatssecretaris Nicolaï van Europese Zaken de Staat van de Unie. Dat is een document waarin de stand van zaken binnen de EU is beschreven. Volgende week buigt de Tweede Kamer zich over het boekwerk. Diezelfde parlementariërs moeten zich volgens PvdA-kamerlid Timmermans „diep schamen voor de wijze waarop ze met Europese zaken zijn omgesprongen.” De sociaal-democraat vindt het niet terecht om burgers gebrek aan interesse voor de EU te verwijten „als zo duidelijk blijkt dat de eerstverantwoordelijken, de politici, er zelf ook nauwelijks belangstelling voor kunnen opbrengen.”
Euro
Pro-Europese kamerleden hoopten bij de invoering van de euro dat de bevolking zich meer betrokken zou voelen bij Europa. Dat is niet gebeurd. Timmermans wijt dat aan de recessie, de stijgende inflatie en de stiekeme prijsverhogingen. „Daarvan krijgen Europa en de euro de schuld, maar die ligt toch echt bij anderen.” Pijpers merkt echter dat Nederlanders de euro vooral zien als „nuttig betaalmiddel. Er is geen vonk overgeslagen van gebruiksmiddel naar symbool van de Europese eenwording.” Verder „is de niet aflatende kritiek op het Europese stabiliteits- en groeipact van vooral linkse zijde voor veel burgers reden om bang te zijn voor de stabiliteit van de euro”, weet Blokland.
Timmermans is ervan overtuigd dat de betrokkenheid van de burger bij de EU toch kan worden verbeterd, „door van Europa weer een politiek project te maken en door duidelijk te maken dat de mening van de burgers er wel degelijk toe doet en dat de burgers onze koers in Europa kunnen bepalen.” VVD’er Van Baalen denkt dat „belangstelling voor de EU alleen kan worden opgewekt als politici durven te polariseren. Ze moeten zaken op scherp zetten, taboes doorbreken en burgers tot keuzes oproepen.”
Het SCP en CPB lijken de kamerleden gelijk te geven. Als voorbeeld noemen de planbureaus Denemarken. De opkomst bij Europese verkiezingen is er weliswaar laag, maar daar is „Europa sinds de referenda en maatschappelijke discussies aan het begin van de jaren negentig waarschijnlijk nog steeds meer dan elders een politiek aansprekend thema dat kiezers aantrekt.” Tegelijkertijd laat „de extreem lage opkomst in Groot-Brittannië echter zien dat omstredenheid van het EU-lidmaatschap niet noodzakelijk positief uitwerkt op de opkomst.”
Gal spuwen
De hoop van Nederlandse pro-Europeanen op meer belangstelling voor Europa is nu gericht op het raadgevende referendum over de Europese grondwet. Woensdag bleek dat een meerderheid in de Staten-Generaal een initiatief daartoe ondersteunt, zodat de kans groot is dat iedereen in juni volgend jaar voor het eerst kan deelnemen aan een nationaal referendum. „De kennis over Europa zal enorm toenemen”, denkt Timmermans. „Dat leert de ervaring in andere landen die de volksraadpleging kennen. Bovendien zal het referendum duidelijk maken dat Europa een politiek project is, waartegen iedere Nederlander ja of nee kan zeggen.”
VVD’er Van Baalen -„ik heb altijd een voorkeur gehad voor een scherp parlementair debat”- vindt dat politieke partijen zich moeten inspannen om burgers bij het referendum een duidelijke keus voor te leggen. „De mensen moeten ja of nee kunnen zeggen op de vraag of de EU-grondwet goed is voor de Nederlandse bevolking.” De daadwerkelijke veranderingen die de wet met zich meebrengt, zijn trouwens beperkt, betoogt hij. „Wanneer het huidige verdrag van Nice van toepassing blijft en de grondwet er niet komt, valt Europa niet uit elkaar, houdt Nederland niet op te bestaan en keren de Middeleeuwen niet terug.”
„Je kunt de grondwet pas aan een referendum onderwerpen als er een goede discussie over Europa wordt gevoerd in Nederland en iedereen weet waarover het gaat”, vindt Blokland. „Als er geen echte interesse is en er volgens de grote partijen alleen maar voor gestemd kan worden, houden we elkaar met een dergelijk referendum alleen maar voor de gek.”
Onderzoeker Pijpers wijst op de grote risico’s die een volksraadpleging met zich meebrengt. „Het is nog geen gelopen race met het referendum. De burger heeft veel aan zijn hoofd. Denk maar aan de bezuinigingen. Je ziet vaak dat mensen een referendum gebruiken om zich tegen de gevestigde orde te keren. Dat zou in Nederland ook kunnen gebeuren. Ik ben bang dat velen de stemming zullen aangrijpen om via een krachtig nee hun gal te spuwen over het kabinet-Balkenende.”
Vredesdag
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling vindt meer betrokkenheid van de burgers bij Europa hard nodig. De Unie heeft op allerlei manieren invloed op ons leven en de EU neemt een flink aantal beslissingen. Vanuit democratisch oogpunt vindt de raad het noodzakelijk dat burgers hieraan een actieve bijdrage leveren.
Om de mensen warm te maken voor Europa lanceert de RMO in zijn advies een aantal ideeën. Wat te denken van een vrije dag in heel Europa, een ”vredesdag”? Een Europees volkslied zou ook kunnen helpen, denkt de raad. En om te laten zien dat de EU de burger wel degelijk in zijn portemonnee raakt, moet de Belastingdienst op het formulier zetten hoeveel geld mensen kwijt zijn aan Brussel en welk gedeelte iedereen daar weer van terugkrijgt.
Het referendum is ook een goed idee om de discussie over Europa op gang te krijgen. Zelfs als de uitslag van zo’n volksraadpleging negatief is, vindt de RMO. De politiek moet niet denken dat meer belangstelling van de burgers voor de EU ook meteen betekent dat iedereen er positiever over gaat denken, waarschuwt de raad.
Bovendien, gaat de raad verder, bestaat het risico dat het belang van de Europese instellingen wel eens voorop kan komen te staan als politici kiezers meer betrekken bij Europa. Met als gevolg dat „de belangen van de burgers uit het zicht verdwijnen. Het is echter van het grootste belang om voor ogen te houden wat mensen zelf belangrijk vinden en te achterhalen wat hen werkelijk bezighoudt.”
Vuil
VVD-kamerlid Van Baalen wil het burgers niet kwalijk nemen dat ze zich niet zo interesseren voor institutionele Europese zaken, zoals de vraag of de Europese Commissie nu wel of niet het alleenrecht van initiatief bij wetgeving krijgt. Hij vindt het logisch dat mensen zich „bij voorkeur druk maken over criminaliteit in de buurt, een slecht presterende NS of vuile scholen.”
Pijpers denkt dat het niet per se nodig is dat de Nederlandse bevolking belangstelling toont voor Europa. „Daar moet je reëel en laconiek in zijn. De burger in onze pluriforme samenleving kan zelf wel uitmaken waarover hij iets wil weten. Mensen manipuleren om meer betrokkenheid te tonen, lukt nooit. Dat hebben de machthebbers in de Sovjet-Unie vroeger ook al geprobeerd.”