Boek ”Lof der zotheid” beoogde zuivering kerk
LEIDEN – De ”Lof der zotheid” van Erasmus beoogde geen afrekening met de kerk, maar de zuivering ervan, meent prof. dr. Hans Trapman.
De emeritus bijzonder hoogleraar cultuurgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam sprak donderdag in Leiden ter gelegenheid van het 425-jarig bestaan van de Leidse Universiteitsbibliotheek, Nederlands oudste publieksbibliotheek. Het eerste boek van deze bibliotheek was de achtdelige Polyglotbijbel, geschonken door Willem van Oranje. Anno 2012 beschikt de universiteit over zes bibliotheken met meer dan 4 miljoen boeken. Een daarvan is een oude druk van de ”Lof der zotheid”, de bestseller van Erasmus.
Trapman is betrokken bij het project Opera Omnia. Het project, dat de uitgave van alle werken van Erasmus als doel heeft, haalt het streefjaar 2015 als afronding niet, zei hij donderdagavond. Inmiddels zijn er circa veertig delen verschenen.
Trapman schreef het boek ”Wijze dwaasheid, vijfhonderd jaar Erasmus’ ”Lof der zotheid” in Nederland”. De bekende Rotterdamse humanist schreef de ”Lof der zotheid” in een week tijd toen hij bij zijn vriend Thomas More in Engeland verbleef.
In 1511 verscheen de eerste druk van deze satire, mogelijk zonder medeweten van Erasmus. Er kwamen nogal wat slordigheden in voor. Pas de vierde druk, die in 1512 werd gepubliceerd, was duidelijk door Erasmus gecorrigeerd. Er was dadelijk veel vraag naar het boek en algauw verschenen er herdrukken van het in het Latijn geschreven boek in de landstalen. Het duurde echter tot 1560 voordat de ”Lof der zotheid” in het Nederlands verscheen. Nadien volgde er ook in ons land herdruk op herdruk, tot in deze tijd toe.
Het is curieus dat de eerste druk met afbeeldingen dateert uit 1676, ruim 150 jaar na het verschijnen van de eerste druk. Als basis dienden oude afbeeldingen van de Duitse kunstenaar Holbein.
In Erasmus’ boek komt de Zotheid aan het woord, die overal een mening over heeft, over wereldse dingen en kerkelijke. Het boek is beroemd geworden door de kritiek van de Zotheid op de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders in die tijd. „De theologen kregen het verwijt dat zij de Bijbel overwoekerden met hun gespeculeer over allerlei zaken, en de monniken dat hun godsdienst bestond uit niet meer dan het opvolgen van regels en het breed uitmeten van de verschillen ten opzichte van elkaar. Nogal wat mensen denken dat het Erasmus ging om een afrekening met de kerk. Dat was echter niet zijn bedoeling. Het ging hem om de zuivering ervan.”
De Erasmuskenner vindt het opvallend dat er niet veel kritiek kwam van pausen en kardinalen, maar wel van de theologen van de universiteit van Keulen, Leuven en Parijs. „Luther was toen nog niet aan de horizon verschenen. Na 1517 kreeg kritiek op de kerk een zwaardere lading.” Erasmus wist hun kritiek meesterlijk te pareren door middel van een apologie en een commentaar, maar toch werd zijn boek door de kerk in 1527 veroordeeld en in 1559 op een lijst met verboden boeken gezet.
Trapman vermoedt dat de Rotterdamse humanist zijn bekendheid vooral te danken heeft aan deze publicatie. Hij vertelde dat er in 1702 een boek verscheen onder de titel: ”Lof der geldzucht”. „Geldzucht is verwerpelijk, maar soms is hij niet helemaal verkeerd. Hij bevordert namelijk de economische bloei en is zo dienstbaar tot de uitbreiding van het evangelie in verre landen”, zo citeerde hij het boek.