„Plannenmakers ontzien landschap te weinig”
Bij de aanleg van wegen of de bouw van woonwijken wordt maar al te vaak het belang van het landschap vergeten. Die kritiek klonk donerdag in het provinciehuis van Overijssel tijdens een symposium over veranderingen in het Overijsselse landschap. Felle kritiek was er vooral op de plannen om een rondweg aan te leggen door de polder Mastenbroek tussen Kampen en Zwolle. „Op die manier eindigt het gebied nog eens als stadspark.”
Eén ding staat als een paal boven water: hét typisch Overijsselse landschap bestaat niet. Daarvoor kent de provincie te veel verscheidene landschappen en, nog veel belangrijker, is er de afgelopen eeuwen te veel veranderd. „Vernield”, noemde een van de sprekers het op het symposium donerdag het zelfs. In de afgelopen 250 jaar verdween wat ooit werd aangeduid als woeste gronden”: moerassen, bossen en enorme hoog- en laagveengebieden. En dat alles door ”de vooruitgang”, zoals het lange tijd werd gedacht.
Als er iets van die tijd geleerd kan worden is het wel dat plannenmakers geen oog hebben voor het belang van het landschap. Directeur John van Zuijlen van de Stichting Historisch Boerderijonderzoek toonde dat aan met een voorbeeld uit Noord-Holland. „Daar werd bij Alkmaar een stuk snelweg van 9 kilometer aangelegd. Voor de werkzaamheden moesten vijftien van de zeventien stolpboerderijen uit het gebied gesloopt worden. De panden vielen niet onder de titel beschermd landschap, er was dus geen reden ze te behouden. Aanvragen voor verplaatsing werden afgewezen omdat het niet om agrarische gebouwen ging. Alle boerderijen waren namelijk in gebruik als woonhuis.”
Volgens Van Zuijlen toont dit voorbeeld aan hoe makkelijk overheden geneigd zijn om sporen van de geschiedenis uit te wissen. „Ook Overijssel maakt zich daar schuldig aan.” Zo veegde hij de vloer aan met het voornemen van het Zwolse gemeentebestuur een verkeersader aan te leggen dwars door de uit 1364 daterende polder Mastenbroek. „En ook Kampen maakt er een potje van nadat jarenlang werd beloofd dat de historische Zwartendijk zou worden ontzien. Inmiddels ligt er een verkeersweg langs, komt er straks een spoorlijn overheen en wordt er ook al gedacht aan huizenbouw.”
Bij zijn kritiek kreeg Van Zuijlen steun van historicus Theo van Mierlo van het Stedelijk Museum in Kampen. Hij vroeg zich af hoeveel waarde de aanwijzing van de polder Mastenbroek als beschermd Belvedere-gebied nog heeft. „Als er dan tóch een weg wordt aangelegd heeft dat een schokeffect op de omgeving. Die zal de continuïteit van het gebied aantasten. Op deze manier eindigt het gebied nog als stadspark van Zwolle. En dat terwijl juist de openheid van de polder zo kenmerkend is voor Mastenbroek.”
Desondanks past ook enige bescheidenheid bij alle kritiek, zo vond Van Zuijlen. Zo is er inmiddels wel het een en ander geregeld om te voorkomen dat historische boerderijen ten prooi vallen de slopershamer. „De provincie heeft gelukkig een actieplan om de 13.000 hoeves in Overijssel te behouden. Jaarlijks verdwijnen er op dit moment zo’n 140.” Groot risico daarbij vormt het feit dat steeds meer boeren ermee stoppen. Daardoor dreigen karakteristieke boerderijen gesloopt te worden om plaats te maken voor landhuizen. Een ontwikkeling die gekeerd moet worden, anders verandert Overijssel onherkenbaar, zo vonden de sprekers op het symposium. Gedeputeerde P. Janssen (Landelijk Gebied) wees erop dat dat wel voorkomen kan worden, maar dat flexibiliteit vooropstaat. Hij vond dat het mogelijk moet zijn om kleinschalige bedrijven te vestigen op het platteland. „We moeten toe naar een levenskrachtig en levenslustig platteland. Dat kan alleen door het versterken van landschappelijke kwaliteit, sociaal klimaat en economisch potentieel.”