Kamer morrelt aan monopolie van CPB
De Tweede Kamer heeft genoeg van de alleenheerschappij van het Centraal Planbureau (CPB) op het uitgeven van economische prognoses en het analyseren van beleid. Het CDA wil een onafhankelijke economenraad onderbrengen bij het ministerie van Algemene Zaken, PvdA en GroenLinks zien een andere oplossing.
Al enkele jaren is er in politiek Den Haag sprake van toenemende onvrede over de onvermijdelijkheid van de berekeningen van het CPB. In het eerste kabinet-Balkenende stelde LPF-minister Bomhoff het planbureau nog kritische vragen over de houdbaarheid van enkele prognoses. Eerder was hij oprichter van het instituut Nyfer, dat was bedoeld als concurrent voor het CPB maar nooit een serieuze bedreiging kon vormen.
Het stokje van Bomhoff is nu overgenomen door het CDA. Financieel specialist van de CDA-fractie De Nerée tot Babberich zal volgende week tijdens de algemene financiële beschouwingen de Tweede Kamer voorstellen een onafhankelijke economenraad in te stellen. Drie topeconomen moeten vanuit het ministerie van Algemene Zaken rechtstreeks de minister-president dienen van alternatieve berekeningen en voorspellingen.
De staf van deze drie topeconomen, die samen de Raad voor Economische Adviseurs vormen, moet volgens het plan van De Nerée bestaan uit universitair medewerkers. De club moet de regering gevraagd en ongevraagd gaan adviseren. Zodoende krijgt het CPB te maken met een invloedrijke tegenhanger en zal het kabinet „gemotiveerd kiezen” voor een bepaalde economische prognose, verwacht de CDA-politicus.
De eerste reacties van andere politieke partijen zijn weinig hoopgevend voor het plan van De Nerée. Coalitiepartner VVD waarschuwt bij monde van financieel specialist De Grave voor de „schijnobjectiviteit” van zo’n economenraad. Volgens hem zullen politici zich altijd beroepen op de berekening die hen het beste uitkomt. „En dan krijg je dat de regering zich beroept op de ene deskundige en de oppositie op de andere.”
Ook PvdA-kamerlid Crone vreest dat het kabinet zal gaan „shoppen” in de ramingen die hem het best uitkomen. Ook wijst hij erop dat het onderbrengen van een onafhankelijke raad bij het ministerie van Algemene Zaken niet echt onafhankelijkheid garandeert. GroenLinks-kamerlid Vendrik gelooft op zijn beurt niet dat drie economen met een staf in staat zijn betrouwbare economische prognoses te maken. „Daar heb je een heel apparaat voor nodig.”
Toch zijn PvdA en GroenLinks het wel eens met de intentie van het CDA, namelijk de alleenheerschappij van het CPB te doorbreken. De PvdA is volgens Crone voorstander van een volwaardige concurrent voor het planbureau. „Het CPB kan zich dan beter verdedigen tegen ambtelijke en politieke druk”, geeft hij er als argument bij.
GroenLinks ziet volgens kamerlid Vendrik wel iets in een universitaire tegenvoeter van het CPB. Die zou zich overigens alleen moeten bezighouden met economische beleidsanalyses. GroenLinks heeft niet zo veel behoefte aan alternatieve economische voorspellingen, aldus Vendrik. „Het begrotingsbeleid is helemaal niet gebaseerd op ramingen, maar op een economisch scenario”, zegt hij.
De reacties vanuit het kabinet op het plan van CDA-kamerlid De Nerée zijn vooralsnog niet eenduidig. Minister Brinkhorst van Economische Zaken, in die hoedanigheid ook verantwoordelijk voor het CPB, heeft geen behoefte aan een nieuwe adviesraad. Volgens hem is er met de huidige ramingen en advisering „niets mis.”
Het ministerie van Financiën spreekt echter van een „interessante discussie.” Er zijn nog wel veel vragen en vooral moet worden voorkomen dat diverse ramingen onderdeel worden van een politieke discussie, waarschuwt een woordvoerder. Volgende week tijdens de algemene financiële beschouwingen moet blijken wat minister Zalm precies van het plan vindt.
Het lastige aan deze zaak is dat het CPB ressorteert onder het ministerie van Economische Zaken. Tegenhangers hebben al snel het nadeel dat ze, in tegenstelling tot het CPB, veel geld moeten vragen voor hun analyses en berekeningen. Voor het CDA is dat een van de redenen om te pleiten voor een instantie op een ander ministerie.