Het ”grote verhaal” ontbreekt meestal
Na een rommelige afvaart, waarbij nog snel even een zeil vervangen moest worden, is het schip-Rutte II nu de haven uit. Vrolijk koers zettend naar... Ja, waarheen eigenlijk?
Dat was een van de vragen die de oppositiefracties de minister-president een week geleden, tijdens het debat over de regeringsverklaring, stelden. Zo miste CU-leider Slob „een duidelijke visie op de toekomst van ons land, een overtuigend verhaal over het hoe, het waarom en het waartoe.”
Dat uitgerekend Slob hier een punt van maakte, is begrijpelijk. Het kabinet waarvan zíjn partij deel uitmaakte, kwam immers op een heel andere wijze tot stand? Op het lommerrijke landgoed Lauswolt was begin 2007 een van de eerste dingen die informateur Wijfels aan de onderhandelaars vroeg: „Schrijven jullie nu eens op een A4’tje waar jullie met Nederland heen willen.” CDA, PvdA en ChristenUnie begónnen dus destijds met het ”grote verhaal”. VVD en PvdA eindigen ermee. En zelfs dat is nog te veel gezegd.
Eigenlijk komt het hier op neer dat Rutte en Samsom, onder leiding van de informateurs Kamp en Bos, meteen op de meest praktische wijze aan de slag gingen. Ze wierpen één blik op het huis, bepaalden razendsnel welke kozijnen blauw en welke rood moesten worden, en grepen daarna de schilderskwast.
Bood Monica Sie van de Wiardi Beckmannstichting aan een proeve van een gemeenschappelijke visie te schrijven? Nee, bedankt, niet nodig. En wilde Samsom, van het illustere tweetal nog de meest visionaire, in het regeerakkoord hier of daar een beschouwende frase invlechten? VVD-onderhandelaar Blok schrapte hem er unverfroren uit. Geen behoefte aan. Of, zoals hij het achteraf uitdrukte: „Ik ben meer van: het land moet nu eenmaal geregeerd worden, hier heb je de spreadsheets.”
Dat gebrek aan visie kan dit kabinet nog weleens lelijk gaan opbreken. Want, zoals Sie onlangs opmerkte, juist in een periode waarin je van mensen offers vraagt, is het belangrijk de burger méé te krijgen. En dat lukt je alleen als je een helder, meeslepend verhaal kunt vertellen.
Toch passen hierbij drie relativeringen. De eerste is dat we niet de illusie moeten hebben dat Rutte II als visieloos, technocratisch kabinet een uitzondering vormt in een lange rij van bevlogen, idealistisch gedreven coalities. Het tegendeel is waar. De liberaal Thorbecke wilde in de 19e eeuw niet eens uitleggen wat zijn kabinet nu eigenlijk van zins was te gaan doen. De Kamer moest het doen met: „Wacht op onze daden.”
En ook in de naoorlogse tijd kennen we meer voorbeelden van pragmatische dan van bevlogen coalities. Kok kwam in 1994 met het weinig visionaire motto ”Werk, werk, werk”. Rutte I mocht dan een uitgesproken rechts profiel hebben, de leuze die dit kabinet boven zijn akkoord schreef, had toch ook een hoge mate van nietszeggendheid: ”Vrijheid en verantwoordelijkheid”. Ach ja, wie zou daar nu tegen zijn?
De laatste tien regeringsverklaringen bevatten vooral lange opsommingen van beleidsvoornemens, waar omheen op zijn best op kunstmatige wijze een ideologische accolade is geslagen.
De tweede relativering is dat het misschien wel overvraagd is om van twee zo verschillende partijen als VVD en PvdA te eisen dat zij met een gemeenschappelijke visie naar buiten treden. Is het niet al heel wat als zij bereid zijn hun onderlinge verschillen voor vier jaar te vergeten, om op pragmatische wijze te bezien hoe bepaalde maatschappelijke vraagstukken opgelost kunnen worden?
De derde relativering is dat het, vanuit christelijk oogpunt, misschien niet eens wenselijk is als een seculiere coalitie al te veel visionaire taal gaat uitslaan. Want als VVD en PvdA íéts bindt, dan is het hun visie op gelijkheid en hun drang het antidiscriminatiebeginsel tot in het absurde door te voeren. Daar zitten we nu juist niet op te wachten.
Een kabinet met een duidelijke, eenduidige visie kán een zegen voor het land zijn. Maar dan moet het wel een góéde visie zijn. De kans dat die in het Nederland van 2012 tot stand komt, is niet groot. De tijd dat minister-president Kuyper een betoog in de Kamer (in 1901) afsloot met een verwijzing naar de hoofdsom van de wet van God, en daaraan toevoegde: „Bij het aanhoren van die woorden buigt elk lid van het kabinet zich diep eerbiedig neder”, ligt helaas ver achter ons.