„Nieuwe begrotingswet is schadelijk”
DEN HAAG (ANP) – Een nieuwe wet met begrotingsregels voor decentrale overheden is schadelijk voor provincies, gemeenten en waterschappen. De wet moet van tafel of flink worden aangepast. Die boodschap hadden de VVD’ers Johan Remkes van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Annemarie Jorritsma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten woensdag voor Tweede Kamerleden.
„Deze wet is buitengewoon schadelijk omdat hij investeringen van gemeenten, provincies en waterschappen zeer zal afremmen. En investeringen door de mede-overheden in dit land zijn groter dan die van de rijksoverheid dus dat heeft ook voor de economie en de economische groei ingrijpende consequenties”, zei Remkes na afloop van een rondetafelgesprek met Kamerleden.
„Met deze wet is voor provincies, gemeenten en waterschappen niet te werken”, meende ook Jorritsma. Volgens haar is de wet ook overbodig omdat er al „fatsoenlijke bestuurlijke afspraken zijn waardoor het rijk zich er geen zorgen over hoeft te maken dat we uit de bocht vliegen”.
Huub Hieltjes, bestuurslid van de Unie van Waterschappen, vertelde de Kamerleden dat de waterschappen jaarlijks voor 1 miljard investeren in onder meer dijken en waterkwaliteit. Die investeringen moeten mogelijk blijven. Dat geldt bijvoorbeeld voor een langetermijninvestering die in het eerste jaar weliswaar het jaarbudget overstijgt, maar wel voor 30 jaar waterzuivering garandeert.
Het kabinet heeft een wetsvoorstel (de Wet Houdbare overheidsfinanciën, ‘wet Hof’) ingediend waarin Europese afspraken voor begrotingsdiscipline zijn uitgewerkt voor de Nederlandse situatie. Daarin staat dat ook gemeenten, provincies en waterschappen een bijdrage moeten leveren aan het terugdringen van het Nederlandse begrotingstekort de komende jaren.
De wet Hof bepaalt nu dat rijk en decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning gaan leveren om het tekort weer volgens Europese afspraken terug te dringen. Er komt een maximum van het nationale begrotingstekort voor alle decentrale overheden samen, dat voor volgend jaar ligt op 0,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp), wat neerkomt op ongeveer 3 miljard euro.