Geloofsstaf
2 Korinthe 5:7
„Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.”
Paulus zegt: „Wij gaan door eer en oneer, door goed gerucht en kwaad gerucht” (2 Korinthe 6), of de mensen wel of kwalijk van ons spreken en of ons de honden onderweg vleien met kwispelstaarten, of dat ze ons luid en lelijk toegrijnzen en toeblaffen: wij gaan onze gang. Wat ons ook voorkomt, wij wandelen erdoorheen, totdat wij eindelijk door de dood zullen heengaan in het eeuwige leven. Daarbij merken we op dat het door het geloof is waardoor wij wandelen.
Neem een zwak mens die uit een langdurige ziekte komt en die eruitziet alsof hij uit het graf opgestaan was. Als hij zijn voeten op de vloer begint te zetten, kan hij niet staan en daarom neemt hij een kruk of staf, waardoor hij zijn lichaam ondersteunt. Zonder die kruk zou hij niet door de kamer kunnen gaan.
Een reiziger die een lange weg te wandelen heeft en zichzelf niet sterk voelt, neemt een stok, om daarop te leunen en zo zijn reis voort te zetten. Zo is het ook in geestelijk opzicht. Wij hopen hier op die heerlijke dingen die in de hemel zijn, die wij nooit gezien noch gehoord hebben en die ons hart niet kan begrijpen. Daar lopen wij heen. Om in dat lopen niet te vertragen, steunen en leunen wij op ons geloof (Hebreeën 11). Jacobus Borstius, predikant te Rotterdam
(”De vermakelijke wandeling naar de hemel”, 1734)