CGK: forum van de gereformeerde gezindte
„Van welke kerk bent u eigenlijk? Christelijk gereformeerd zegt u? Dat vind ik nu een door en door nette kerk – en dat bedoel ik positief”, zo liet VU-historicus George Puchinger ooit weten aan een interviewer. Het is een typering zoals christelijk gereformeerden het graag horen.
De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) mogen dan klein zijn, en met een behoorlijke verscheidenheid, maar christelijk gereformeerden zijn geen scherpslijpers en ze weten bij iedere moeilijkheid wel een compromis uit de hoge hoed te toveren en zo bij elkaar te blijven. Polderen zit hen in het bloed.
Feit is dat de Christelijke Gereformeerde Kerken met zo’n 75.000 leden een kleine speler zijn in kerkelijk Nederland. Maar schijn bedriegt. Juist door de bescheiden omvang heeft het kerkverband een hoge aaibaarheidsfactor: voor andere kerken vormen de christelijk gereformeerden geen bedreiging, hun samenwerking wordt veel gezocht en als er een voorzitter of woordvoerder gevonden moet worden, dan is een christelijk gereformeerde vaak de ideale compromiskandidaat. Op de meest onverwachte plekken duiken ze daarom ook op: als voorzitter van de Evangelische Omroep en de NCRV, bij de Evangelische Alliantie en de SGP, binnen de ChristenUnie en het CDA.
Daar komt nog bij dat dit kerkverband een verscheidenheid kent die de breedte van de gereformeerde gezindte omvat. Door die breedte zijn de CGK vaak het forum waar bredere debatten die gereformeerd Nederland raken worden gevoerd: uiteenlopend van liturgische vernieuwingen tot maatschappelijk engagement.
Nieuw zelfbewustzijn
Evenals de rest van de Nederlandse samenleving ervoeren christelijk gereformeerden de Bevrijding in 1945 als een nieuw begin. Op de synode van 1947 werd ook voor een nieuwe koers gekozen en traden de CGK met een nieuw zelfbewustzijn andere kerken tegemoet. Het werd in de naoorlogse geschiedenis van de CGK een centraal thema: het zoeken naar eenheid met andere gereformeerde kerken én naar samenwerking met andere christenen.
Die wending van het vooroorlogse isolement naar het nieuwe zelfbewustzijn heeft alles te maken met de verwerking van de oorlogsjaren. Voor de oorlog waren de CGK langzaam gegroeid, maar hadden ze een tamelijk geïsoleerde positie. Ze lagen onder vuur vanuit zowel de Gereformeerde Kerken als de Gereformeerde Gemeenten (GG) en kropen daardoor nogal eens in de schulp.
Sinds de oorlogsjaren was er het nodige veranderd. De Vrijmaking had in 1944 geleid tot een pijnlijke scheuring in de Gereformeerden Kerken in Nederland (GKN), met als resultaat een nieuw kerkverband: de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). Beide kerkgenootschappen dongen nu naar de hand van de CGK, alsof ze zo de eigen legitimiteit wilden bekrachtigden. Het gevolg was dat de CGK opschoven naar een middenpositie, in het centrum van het bredere kerkelijke leven.
Dat kon doordat het eenheidsdenken in de samenleving en de gereformeerde gezindte de wind mee had. De wederopbouw van het land was gediend met samenwerking, waar het kon en mogelijk was moesten de handen ineengeslagen worden. Daarom waren centripetale krachten aan het werk, waardoor de CGK zich als het midden van de gereformeerde gezindte konden positioneren. Het nieuwe zelfbewustzijn dat de CGK hierdoor verkregen, zorgde ervoor dat men zich ging inzetten voor de gereformeerde oecumene.
Driestromenland
Vanuit de nieuwe openheid werden er ook op internationaal niveau banden aangeknoopt. Deelname aan de Wereldraad van Kerken werd afgewezen, maar het oecumenische ideaal deelden de CGK wel. Daarom sloten zij zich aan bij de ICCC – een behoudende, evangelicale, sterk Amerikaanse tegenhanger van de Wereldraad. Een van de predikanten die in het kader van een ICCC-congres naar Amerika gingen, ds. L. Floor jr., kwam enthousiast terug. Ds. Floor wilde vanuit Amerika gebedskringen in de CGK introduceren, evenals het vasten.
Wat ds. Floor wilde, werd werkelijkheid in de Fakkeldragers – een beweging binnen de CGK die jeugdkampen organiseerde. Daar werd niet de nadruk gelegd op „beginselstudie”, zoals op de jongelingsverenigingen, maar ging het om het persoonlijke geloofsleven en een gelovige omgang met de Bijbel. Veel tijd werd er besteed aan Bijbelstudie, daarnaast werd het kringgebed geïntroduceerd en werden getuigenissen gegeven. De kampen werden geleid door jonge predikanten die zich herkenden in de nieuwe evangelische bevlogenheid. Onder hen waren twee latere Apeldoornse hoogleraren, J. P. Versteeg en W. H. Velema.
Gingen de Fakkeldragers in hun zoektocht naar vernieuwing volgens sommigen te ver, anderen wezen het hele idee van openheid af. In de jaren vijftig werd na een intensief debat de Bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap vrijgegeven. Het was een debat dat met name in de CGK werd gevoerd. Andere kerkgenootschappen gingen of in één keer over op de zogenaamde Nieuwe Vertaling (GKN, GKV), óf bleven zonder enige discussie aan de Statenvertaling vasthouden (GG). Als centrum van de gereformeerde gezindte konden de CGK dit debat moeilijk vermijden.
De kleine SGP-groep binnen het kerkverband voelde zich in het defensief gedrongen door de toenemende liturgische verscheidenheid en door een mogelijk toestaan van tv-kerkdiensten. Tegenover de officiële predikantenvereniging ging deze groep zich organiseren in de ”vriendenkring”. Tijdens hun bijeenkomsten spraken ze vooral over de ontwikkelingen in het kerkelijke leven en hoe ze samen een gesloten front konden vormen.
Regelmatig werd er over afscheiding gesproken, wat ze dan het liefst allemaal gezamenlijk wilden doen. Er was zelf overleg met een delegatie van de Gereformeerde Gemeenten, die de predikanten en de behoudende christelijke gereformeerde kerken maar wat graag op wilden nemen. Het kwam er niet van. De manier waarop ds. R. Kok enkele jaren eerder uit de GG was gezet, hield hen tegen. Maar daarnaast merkten ze op dat ze zelf verontruster waren dan hun gemeenteleden en waren ze bang dat die hen niet zouden volgen.
De oplossing werd door de ”vriendenkring” uiteindelijk in een eigen blad gevonden, dat in 1966 voor het eerst verscheen onder de titel Bewaar het Pand. Het blad moest de minderheid in de CGK voorlichting geven in kerkelijke vraagstukken en de kerkleden bewaren bij de „oude gereformeerde beginselen.” Het initiatief had een dubbele uitwerking. Enerzijds wist het de minderheid samen te binden door het een gezicht te geven, waardoor verdere uittredingen voorkomen werden. Anderzijds werd met het blad een alternatief organisatiecircuit in de kerken gelanceerd, waardoor de afstand tot de rest van het kerkverband alleen maar toenam.
Door de vrijwel gelijktijdige opkomst van de Fakkeldragers en de ”vriendenkring” werd ook voor het eerst het brede midden van de CGK zichtbaar. Die middengroep had in het kerkelijk blad De Wekker een eigen gezicht, met ds. J. H. Velema als voornaamste boegbeeld. Hij probeerde „tussen de vuren” leiding te geven, vanuit een strijdbare, confessioneel gereformeerde overtuiging. De kracht werd steeds opnieuw gezocht in de eigen identiteit, die tussen de kuyperiaans gereformeerden en de bevindelijk gereformeerden werd gezocht.
Polarisatie
Waar in de jaren vijftig en zestig de grens tussen „onze kring” en de samenleving duidelijk was gemarkeerd, veranderde dat in de jaren zeventig en tachtig. De scheidslijn liep niet langer tussen kerk en samenleving, maar dwars door de kerk. De samenleving was na de culturele revolutie van de jaren zestig zo sterk in beweging dat ook christelijk gereformeerden zich daaraan niet konden onttrekken. Politiek leek in deze tijd in christelijk gereformeerde kring alomtegenwoordig.
Een belangrijke verklaring hiervoor ligt in het feit dat er naast de predikanten een nieuwe groep opinieleiders opstond: jongeren die hadden gestudeerd en vanuit hun eigen expertise –als econoom, socioloog of psycholoog– mee wilden praten in de kerk. Zij drukten zich vooral uit in een tweetal christelijk gereformeerde tijdschriften: Branding en Dia. Daarin kwamen alle hete maatschappelijke thema’s aan bod: democratisering, vrouwenemancipatie, homoseksualiteit, abortus en apartheidspolitiek. Regelmatig werden daarbij stellingen ingenomen die botsten met de koers die in De Wekker werd uitgezet.
Duidelijk was dat de comfortabele plaats in het centrum van de gereformeerde gezindte nu, in een tijd van polarisatie, was veranderd in een zwakke. Onverminderd bleven de CGK echter het forum van de gereformeerde gezindte: de grote debatten werden binnen dit kerkverband met intensiteit gevoerd. Zonder kleerscheuren lukte dat niet, daarvoor waren de thema’s te groot en de meningen te uiteenlopend.
Een van die thema’s was de vraag hoe er gereageerd diende te worden op de ontzuiling. De meeste christelijk gereformeerden hadden volop meegedaan in de traditionele zuilorganisaties, zoals de NCRV, de ARP en de protestants-christelijke scholen. Toen die organisaties van kleur begonnen te verschieten en bovendien politiek naar links opschoven, stonden de christelijk gereformeerden voor de vraag hoe te reageren. Dat was voor de flanken nog het gemakkelijkst. De groep rond Bewaar het Pand zette zich in voor de opkomende refozuil, die een alternatief netwerk aan zuilorganisaties presenteerde. De andere flank, die in een blad als Dia was te vinden, bleef actief in de oude C-organisaties en probeerde daaraan vanuit zijn eigen idealen bij te dragen.
Voor de grote middengroep was de ontzuiling nog het lastigst. Via organisaties zoals de Evangelische Omroep, de RPF en het blad Koers werd, samen met anderen, voor een deel een alternatief geformuleerd. Christelijk gereformeerden als Rik Valkenburg, Andries Knevel en André Rouvoet speelden daarin een belangrijke rol. Maar een volledig nieuwe zuil werd het niet. Daarvoor was de groep die in deze nieuwe organisaties bijeenkwam ook te gemêleerd. Via deze samenwerking werden wel de banden met de evangelische wereld aangehaald. Dat zorgde binnen een deel van de CGK ook voor een langzame evangelicalisering, waarbij gebedskringen, gaventesten en de evangelische liedcultuur steeds meer ingang vonden.
Hersteld vertrouwen
Het was pas begin jaren negentig dat de rust langzaam weerkeerde. Door de val van de Berlijnse Muur in 1989 werd de angel gehaald uit de felle politieke meningsverschillen over communisme en apartheid. Ondertussen kwam in de jaren negentig voor het eerst een paarse regering aan de macht – waardoor de verschillende christelijke partijen opeens aan dezelfde kant van het politieke spectrum terechtkwamen. Dat zorgde ook binnen de CGK voor hernieuwde verhoudingen.
Het nieuwe evenwicht hield in dat niet langer werd geprobeerd om het kerkverband als geheel in één richting te stuwen: het werd geaccepteerd dat een deel van de kerken binnen de refozuil actief was, een ander deel in de C-organisaties en een middendeel in EO en ChristenUnie. Waar tot in de jaren tachtig door het middendeel werd geprobeerd om iedereen op één lijn te krijgen, werd nu meer vrijheid aan elkaar gegeven. Daardoor ontstond ook weer de ruimte om de principiële eenheid die christelijk gereformeerden samenbond weer duidelijker te zien.
Door het nieuwe evenwicht konden de CGK vanaf de jaren negentig ook weer als centrum van de gereformeerde gezindte hun rol vervullen. De gesprekken over kerkelijke eenheid met andere kerkverbanden, die zich vaak jarenlang hadden voortgesleept, kregen nu een nieuwe impuls. Dat gebeurde overigens in meerdere richtingen, geheel passend bij de diversiteit van het kerkverband: met vrijgemaakten en gereformeerdebonders, maar recent ook met hersteld hervormden.
Het groeiende bewustzijn in een postchristelijke samenleving te leven, samen met acceptatie van interne diversiteit, zorgde eveneens voor openheid voor missionaire initiatieven. Als een van de eerste gereformeerde kerkverbanden waren de CGK actief met gemeentestichting en werd er ruimte geschapen voor de nieuwe, veelal multiculturele gemeenten. Die vormen een nieuwe, onverwachte wending in de naoorlogse geschiedenis van een klein, maar veelbesproken kerkgenootschap.
Dr. Bart Wallet is historicus en postdoctoraal onderzoeker bij de capaciteitsgroep mediastudies van de Universiteit van Amsterdam.
Correctie: De christelijke gereformeerden in Leiden komen tegenwoordig niet meer bijeen in de Opstandingskerk aan de Steenschuur in het centrum van de stad (foto RD 14-11), maar in de Aerent Bruunstraat. Het artikel ”CGK: forum van de gereformeerde gezindte” van dr. Bart Wallet was een bewerking van een lezing die de auteur onlangs hield voor de vereniging van Regionale Christelijke Gereformeerde Studiekringen (RCGS) in Veenendaal.