Buitenland

Vice-premier India niet vervolgd

De Indiase vice-premier Lal Krishna Advani wordt niet vervolgd voor zijn rol bij de verwoesting, elf jaar geleden, van een eeuwenoude moskee in de noordelijke stad Ayodhya, heeft een rechtbank vrijdag bepaald. Een ander lid van het kabinet en zes anderen moeten wel terechtstaan.

AP
19 September 2003 22:43Gewijzigd op 14 November 2020 00:34

Advani, de nummer 2 van de regerende Bharatiya Janata Partij (BJP) en een mogelijke toekomstige premier, was in Ayodhya toen tienduizenden hindoenationalisten daar op 6 december 1992 met schoppen, breekijzers en blote handen de 16de-eeuwse Babri-moskee afbraken. De actie leidde tot rellen waarbij zo’n 2000 mensen, merendeels moslims, om het leven kwamen. Advani was aangeklaagd wegens opruiing, maar de rechtbank in Rae Bareli in Noord-India verwierp die aantijging. Videobeelden laten zien, zei de rechter, dat Advani de menigte in Ayodhya had bezworen de moskee niet te vernielen.

De andere zeven, onder wie minister van Personeel en Ontwikkeling Murli Manohar Joshi en oud-minister van Sport Uma Bharti, krijgen op 10 oktober te horen waarvoor zij precies worden vervolgd, zei de rechter. Joshi heeft vrijdag zijn ontslag ingediend, maar of dat zal worden aanvaard, is onzeker. Premier Atal Bihari Vajpayee is onderweg naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de BJP heeft gezegd geen reden voor ontslag te zien.

Dat Advani vrijuit gaat, betekent een overwinning voor de BJP, maar de vervolging van de andere kopstukken kan de partij bij landelijke en regionale verkiezingen stemmen gaan kosten. Op de voorpagina’s van de kranten prijkten vrijdag foto’s van Joshi en Bharti die elkaar juichend omarmen terwijl de moskee aan stukken wordt geslagen. Bharti staat nu aan het hoofd van de BJP in de centrale deelstaat Madhya Pradesh, waar in november verkiezingen worden gehouden. Ook de leider van de grootste deelstaat Uttar Pradesh, waar de vernieling plaatsvond, wordt aangeklaagd.

De BJP had haar verkiezingswinst in 1998 grotendeels te danken aan de publiciteit rond de vernieling van de moskee en haar campagne om op deze plek een tempel ter ere van de hindoegod Rama te laten herrijzen. Volgens hindoenationalisten heeft zo’n tempel er vanaf de 11de eeuw gestaan voordat de Mogolkeizer Babur in 1528 de moskee liet bouwen. Moslims bestrijden dat en zijn met de hindoes in een juridische strijd verwikkeld over het eigendom van de plek. Zafaryab Jilani, leider van het Actiecomité Babri-moskee dat de moslims vertegenwoordigt, zei blij te zijn met de uitspraak van de rechtbank, maar het verkeerd te vinden dat Advani niet ook wordt berecht. „Mensen die de vrijwilligers hebben aangemoedigd zouden niet vrijuit moeten gaan”, zei hij.

Tot degenen die wel worden vervolgd, behoort Acharya Giriraj Kishore, de leider van de Wereldraad van Hindoes, waartoe de vernielers van de moskee behoorden. Hij zei zich niet schuldig te voelen. „Ik heb alleen de 450 jaar oude smet op de Ram-tempel weggewassen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer