Amerika moet macht delen wil het een effectieve supermogendheid zijn
Suzanne Nossel
wijst erop dat de manier waarop de regering-Bush omgaat met de onderhandelingen over de voorgestelde VN-resolutie om de rol van die organisatie in Irak uit te breiden, een belangrijke test is. Frankrijk, Duitsland, Rusland, India en anderen zeggen dat ze mogelijk bereid zijn te helpen om de militaire en financiële lasten van de wederopbouw van Irak te dragen, maar alleen in ruil voor enige invloed op de besluitvorming.
De beslissing om hun bijdragen te accepteren en in ruil daarvoor enige macht te delen, zou niet alleen de missie in Irak versterken, maar zou ook een belangrijk keerpunt zijn, omdat ze de VS tot een effectievere wereldmacht zou maken in een wereld waarin geen enkel land alléén de baas kan zijn.
In eigen handen
Het dilemma van de regering over hoeveel controle ze moet afstaan, weerspiegelt een veel breder spanningsveld tussen een wereldsysteem dat meer groepsgewijs georganiseerd is en een supermacht die de touwtjes graag zelf in handen houdt. Een aardbol die eens bepaald werd door een wankel evenwicht tussen grote machten en daarna door een bipolaire strijd, moet nu plaatsmaken voor een wereld waarin een breed spectrum aan landen -die geen van allen op zichzelf een supermacht zijn- een rol moet spelen in belangrijke wereldpolitieke debatten en initiatieven.
In plaats van te proberen deze trend te onderdrukken en hun positie van supermacht te heroveren, zouden de VS hun stijl van leidinggeven moeten aanpassen, zodat die in een wereld past waarin andere naties er in toenemende mate naar zullen streven gezien en gehoord te worden. Het wereldsysteem zal nooit een democratie zijn, maar er komen wel meer democratische eigenschappen in openbaar.
Het conflict van dit jaar over het militaire ingrijpen in Irak onderstreept de nieuwe dynamiek. De VS vroegen de Verenigde Naties om Saddam Hussein met geweld te ontwapenen. Hoewel ze tegen het idee waren, verwachtten aanvankelijk de meeste landen dat de VS uiteindelijk hun eigen gang zouden gaan. Amerika heeft immers zeer grote politieke en economische macht.
Maar Frankrijk, Duitsland en Rusland overrompelden de Amerikaanse regering met hun duidelijke stellingname. Landen waarvan de VS verondersteld hadden dat het bondgenoten waren -zoals Turkije, Mexico en Chili- gaven in het openbaar hun mening te kennen, en namen daarmee onafhankelijke beslissingen, die meer op lokale politieke druk dan op verzoeken van de VS gebaseerd waren. Wat sommige analisten al Amerika’s „eenpolige moment” hadden genoemd, eindigde in een multipolaire kakofonie. Deze weerstand werd gevoed door ideeën als zou Bush gewoon zijn eigen gang gaan, ongeacht de mening van anderen.
Diverse hoofdsteden laten zichzelf ook horen op andere punten en spelen hoofdrollen in bijvoorbeeld de gesprekken betreffende Noord-Korea en de wederbouw van Afghanistan.
Democratieën
Na vijftig jaar waarin het deel van de wereldbevolking dat in democratieën leeft meer dan verdubbeld is, is het heel logisch dat de burgers van deze landen vragen om een internationaal systeem met meerdere deelnemers. Onderwezen -vaak door de VS- in de deugden van zelfbeschikking, een representatieve regering en beperkingen op macht, proberen deze volken uiteraard om deze principes toe te passen in de internationale betrekkingen. Waarom zouden democratische leiders, die verantwoordelijk zijn voor hun kiezers, luisteren naar Bush als het om buitenlandse zaken gaat?
Bij de kwestie Irak komt in de regering-Bush, zoals al vaak eerder gebeurde wanneer het internationale verdragen en organisaties betrof, een natuurlijke verleiding openbaar om invloed uit te oefenen op de democratiserende machten in het internationale systeem, en daarmee de regie in eigen hand te houden. Deze zorg is ten dele legitiem: een meer polyfone wereld zou de invloed kunnen doen toenemen van antiwesterse, anti-Israëlische of vrome, pacifistische westerlingen die terugdeinzen voor gevaren.
Hoewel het gedrag van de internationale gemeenschap soms geringschatting of zelfs minachting oproept, is de neiging van de Amerikaanse regering om het te negeren of er aan voorbij te gaan ondoordacht.
In de eerste plaats toont de geschiedenis van Amerika zelf dat de wens van een volk om inspraak te verwerven in de politiek die over hen beschikt, een belangrijke macht is. Nu ze grotere autonomie en invloed in het wereldgebeuren proeven, zullen mindere machten -en hun volken- niet gemakkelijk opgeven. De regering weigerde in te gaan op de vraag van VN-leden om meer betrokken te worden bij Irak: in april en mei, en opnieuw in juli. Als ze er nu niet in slagen een overeenkomst te sluiten, zullen ze opnieuw met dezelfde vraag geconfronteerd worden op een conferentie voor geldschieters voor Irak in oktober. Het op afstand houden van de VN zal het probleem alleen maar verlengen, niet oplossen.
Overwegend liberaal
In de tweede plaats is het internationale samenwerkingssysteem er een van Amerikaans ontwerp. Als de VS een deel van de missie in Irak overdragen aan de VN, zijn de landen die een rol zullen spelen geen dictaturen of onruststokers, maar een alliantie van overwegend liberale gemeenschappen. En supervisie van de Veiligheidsraad zou betekenen dat de VS een veto uit zouden kunnen spreken tegen ongewenste ontwikkelingen.
Ten derde zullen de Amerikanen instinctief een politiek verwerpen die gericht is op het weren van democratiserende machten van het internationale toneel. Terwijl vele Amerikanen gecharmeerd zijn van de cowboyhouding van de regering, ziet een groeiend aantal van hen nu wat het kost als bondgenoten tot vijand worden gemaakt. Het conflict tussen de vrijheidsleus van de regering en een buitenlandpolitiek die andere gezichtspunten minacht, wordt een prominent thema in de campagne van de Democraten.
In plaats van zich vast te klampen aan totale zeggenschap in Irak, zouden de VS het recht van andere medewerkenden op een significante stem in belangrijke beslissingen moeten accepteren. Terwijl militaire commandoketens efficiënt gehouden moeten worden -hoewel ze niet per se allemaal Amerikaans hoeven te zijn- zouden belangrijke strategische beslissingen bespreekbaar moeten zijn.
In een commandostructuur voor Irak zullen de kennis, technologie en middelen het bestaande gezag van de VS vermenigvuldigen. Zelfs wanneer de zeggenschap gedeeld wordt, zullen de VS meestal gewoon hun eigen gang kunnen gaan. Het enige wat de VS hindert in het effectief leiden van een gezamenlijke operatie, is hun voortdurende weerstand tegen het idee dat ze de macht moeten delen. Als ze dat idee kunnen overwinnen, zullen de politieke en militaire voordelen in Irak en elders fantastisch zijn.
Suzanne Nossel was adviseur voor internationale veiligheidsvraagstukken van de regering-Clinton.