Kerk & religie

„Belijdenis altijd gekoppeld aan Avondmaal”

LUNTEREN – Het is nu tijd voor een nadere reformatie. Maar waar te beginnen? „Wij moeten beginnen bij de kern van de gemeente, de Avondmaalgangers. Maar dan moet duidelijk zijn dat belijdenis doen altijd gekoppeld wordt met deelname aan het Avondmaal.” Dat zei prof. dr. W. J. op ’t Hof zaterdag op de toogdag van de herstelde hervormde Mannenbond.

Van een medewerker
27 October 2012 19:08Gewijzigd op 14 November 2020 23:57
De Mannenbond van de HHK was zaterdag in Lunteren bijeen. Foto RD
De Mannenbond van de HHK was zaterdag in Lunteren bijeen. Foto RD

In de Bethelkerk van Lunteren werd zaterdag de landelijke Bondsdag van hersteld hervormde mannen gehouden. Ongeveer 200 belangstellenden waren aanwezig. Voorzitter ds. J. C. den Toom vermeldde dat het ledenaantal van de hersteld hervormde Mannenbond vanaf het nulpunt vorig jaar tot 1000 leden gestegen was en dat er 46 plaatselijke mannenverenigingen zijn aangesloten.

Dr. W. J. op ’t Hof, hersteld hervormd predikant te Urk en bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk, hield een referaat over ”Nadere Reformatie nu!”.

Volgens hem is er een noodzaak tot nadere reformatie. „Kerkelijke activiteit is niet hetzelfde als geestelijk leven. Net als de nadere reformatoren van de zeventiende eeuw moet ook nu de strijd worden gevoerd tegen lauwheid en geesteloosheid. Het is echt tijd voor een nadere reformatie, ook in onze kerk die ‘hersteld hervormd’ heet. Is die kerk wel echt hersteld en is die wel echt hervormd?”

Dr. Op ’t Hof vond de noodzaak van nadere reformatie duidelijk, maar waar te beginnen? Volgens de hoogleraar ligt dat begin in het leggen van een directe verbinding tussen het doen van belijdenis en de toegang tot het Avondmaal. Van nieuwe lidmaten mag best een persoonlijke wedergeboorte en een christelijke levenswandel worden gevraagd.

De hoogleraar beseft dat zijn opvatting de vraag oproept of je als kerkenraad wel zo’n eis mag stellen bij de toegang tot de gemeente. „Het mag niet alleen, maar móet ook omdat in de Bijbel geloofsbelijdenis altijd verbonden is met de deelname aan het sacrament. De kennis van de leer is niet onbelangrijk, maar het gaat om het hart en de christelijke levenswandel. Wie lid wil worden van een kerk, zal eerst een persoonlijke geloofsbelijdenis moeten doen. Dat wordt belijdenis doen een echte geloofsbelijdenis in plaats van een leerbelijdenis. Hier ligt naar mijn stellige overtuiging het begin van een nadere reformatie,” aldus dr. Op ’t Hof.

Guido de Brès

Dr. P. Korteweg, predikant van de hersteld hervormde gemeente te Oud-Beijerland, hield in de ochtendbijeenkomst een lezing over het ontstaan en de actualiteit van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB). Volgens dr. Korteweg mag Guido de Brès, de opsteller van de NGB, als de ”reformator van Nederland” worden beschouwd. De NGB verschafte klaarheid omdat daarin helder werd beargumenteerd waarom de gereformeerden zowel tegen de roomsen als tegen de dopersen waren.

Guido de Brès wilde in de gespannen situatie van zijn woonplaats Doornik niet onnodig provoceren, maar probeerde de aanzienlijken van de stad met tact en wijsheid voor de Hervorming te winnen. Mede daarom benadrukte De Brès dat de gereformeerden de overheid respecteerden. Hiermee nam hij bewust afstand van de opruiende doperse acties. Behalve in artikel 36 legde hij de gereformeerde visie op de overheid ook uit in zijn begeleidende brief aan Philips II in Madrid en het naschrift aan de provinciale overheden.

Dr. Korteweg zei dat de NGB geloofswaarheden bevat die van alle tijden zijn. Het artikel over de overheid (artikel 36) is blijvend actueel en moet voorwerp van voortdurende studie zijn, aldus de spreker. Voor De Brès was confessie allesbehalve een zaak van concessie. Uiteindelijk betaalde hij zijn belijdenis met zijn eigen leven. Guido de Brès zocht het martelaarschap niet, maar was zichzelf blijkens vele uitlatingen uit zijn brieven bewust dat hij als martelaar zou sterven.

Tijdens het bespreken van de vragen, was te merken dat het betoog van dr. Op ’t Hof vele vragen had uitgelokt. Iemand merkte op dat er wel iets viel aan te merken op het uiterlijk van de nadere reformatoren. Zou een Wilhelmus à Brakel met zijn lange haar wel belijdenis bij ds. Op ’t Hof mogen doen? Dr. Op ’t Hof was het eens met de vrager dat op het uiterlijk van sommige oudvaders wel iets viel aan te merken. Verder hield de spreker vast aan zijn standpunt dat Bijbels gezien belijdenis doen en Avondmaal bij elkaar horen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer