Driestar wil leren van grote pedagogen
Leraren moeten af en toe dieper nadenken over hun vak dan de lessen van de dag. Bijvoorbeeld door te rade te gaan bij grote denkers over opvoeding en onderwijs. „Een kip die nooit kalk krijgt, legt alleen windeieren.”
Hoe ga ik om met verschillen tussen leerlingen? Hoe help ik hen verder? Wat is het belang van deze leerstof? Hoe word ik een betere leraar? Ir. Piet Murre, manager van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs aan Driestar Educatief in Gouda: „Elke zichzelf respecterende docent moet zich deze vragen af en toe stellen. Anders droog je op, droog je uit. Er is meer dan de dagelijkse strijd om te overleven voor de klas, om lessen te draaien.”
Samen met zijn collega dr. Bram de Muynck, binnenkort lector christelijk leraarschap aan de Goudse hogeschool, stelde hij het boek ”Vitale idealen, voorbeeldige praktijken” samen, dat woensdag verschijnt. In het boek worden zes pedagogen, grote denkers over opvoeding en onderwijs, beschreven. Het gaat om Plato, Augustinus, Herbart, Newman, Bavinck en Van Koetsveld. De Muynck: „Ze hadden elk hun eigen pedagogisch thema en probeerden de relevantie daarvan voor hun tijd duidelijk te maken.”
Murre illustreert het met een voorbeeld. „Van Koetsveld was predikant in de 19e eeuw. Hij organiseerde kinderdiensten en spande zich in voor aangepast onderwijs aan verstandelijk gehandicapte leerlingen. Hij richtte zich sterk op een creatieve aanpak om hun hart te bereiken. Om dat te kunnen, heb je motivatie nodig, en kennis van de leerlingen en van wat je wilt vertellen. Iemand die zich wil verdiepen in speciaal onderwijs kan niet om Van Koetsveld heen.”
De Mynck: „Van Plato kunnen we leren dat alle kennis verwijst naar hogere betekenissen. Bij het daarnaar helpen zoeken, moet je de ladder niet te steil zetten. Dan kom je niet hogerop. Met andere woorden: Probeer vooruit te komen door kleine stappen te zetten.”
Murre: „Augustinus nam zijn vertrekpunt bij alle pedagogische handelingen in de liefde. Hij zei: Je moet van kinderen hóúden. In feite was hij de eerste christelijke pedagoog. Hij heeft het voordeel dat zijn werk zich makkelijk laat lezen. Augustinus schrijft beeldend en neemt je mee in de klas. Soms is hij heel praktisch. Zo zegt hij: Je moet je les goed voorbereiden, maar je moet niet vastzitten aan je tekst. Reageer op wat er gebeurt; een actueel advies aan onze studenten. Bavinck is interessant omdat hij veel heeft betekend voor de totstandkoming van het christelijk onderwijs.”
Het boek wijdt aan elke pedagoog één hoofdstuk. De auteurs –Ewald Mackay, Kees Schimmel, Richard Toes, Cornij van der Wind, Janneke de Jong en Piet Murre– zijn allen docent aan de lerarenopleidingen in Gouda. Ze mochten hun eigen pedagoog uitkiezen, maar niet zonder richtlijnen. Murre: „Het moesten pedagogen zijn die denkers én doeners waren. Dus geen theoretici zonder praktijkervaring of andersom.”
Twee van de zes gekozen pedagogen –de Griekse wijsgeer Plato en de Duitse filosoof, pedagoog en psycholoog Johann Friedrich Herbart– zijn niet christelijk. „Geen bezwaar”, reageert De Muynck. „Alles wat goed is, mag en kun je gebruiken, ook van niet-christelijke auteurs.”
Of dit boek representatief is voor twintig eeuwen pedagogiek? Murre: „De zes portretten geven met elkaar een prachtige dwarsdoorsnede van wat er op pedagogisch gebied allemaal is verschenen. Tegelijk denken we aan een tweede boek met nog eens zes tot acht pedagogen om het beeld completer en veelkeuriger te maken.”
”Vitale idealen, voorbeeldige praktijken” is in eerste instantie geschreven voor studenten van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs in Gouda. Murre: „In hun curriculum zitten nu al diverse colleges over pedagogen. Dit boek wordt een verplicht onderdeel. Het voordeel ervan is dat het van elke pedagoog een authentieke tekst, een brontekst, bevat. De studenten lezen dus niet alleen over de pedagogen, maar lezen ook teksten van henzelf. Een dergelijk boek was er nog niet.”
De diepte in
Het duo sluit niet uit dat de pedagogenbundel ook op de pabo gebruikt gaat worden. De Muynck: „Het sluit aan bij de ambitie van Driestar Educatief om met alle opleidingen de diepte in te gaan. We moeten een beetje af van dat hyperige, dat hijgerige, waarbij het alleen maar lijkt te gaan om de nieuwste onderwijsvernieuwing. De vragen waarmee onze studenten te maken krijgen op weg naar het leraarschap zijn niet nieuw. Ze hoeven ook niet steeds zelf het wiel uit te vinden. Grote denkers in het verleden kunnen ons helpen. Dit boek ontsluit waardevolle bronnen op een toegankelijke manier. Er is bewust gekozen voor een eenvoudige schrijfstijl: niet academisch.”
Murre en De Muynck hopen dat scholen de bundel op de agenda willen zetten om tijdens een teamvergadering een deel ervan te bespreken. Murre: „Veel hangt af van de schoolleider. Als hij ervan overtuigd is dat er ruimte moet zijn voor bezinning en verdieping, dan komt het goed. Teams die dit al doen, zijn er zonder uitzondering positief over. Ze vinden het zelfs nuttiger dan de zoveelste vergadering over onderwijsvernieuwing, omdat het over wezenlijke zaken gaat. En het is echt niet alleen theorie. Wie zich verdiept in pedagogen uit het verleden wordt daardoor beïnvloed. Soms gaat die invloed concreet een rol spelen. Bijvoorbeeld bij de keuze van een nieuwe lesmethode, de manier waarop je met toetsen omgaat of je visie op opbrengstgericht werken, een hot item in het onderwijs.”
De Muynck: „Ik had laatst een interessante gedachtewisseling met docenten Engels over het leren van een taal. Waarom doen we dat eigenlijk? Omdat taal met communicatie te maken heeft en, vanuit de Bijbel gezien, de mens is geschapen om te communiceren. Dit laat onverlet dat je als docent Engels gewoon spelling moet geven. Maar als leerlingen vragen: Waarom moeten we dit leren? valt er meer te zeggen dan dat het examen het vereist.”
De Muynck behandelde onlangs het hoofdstuk over Bavinck met studenten van de masteropleiding. „Zij staan al voor de klas, maar doen een post-hbo-studie. Twee dingen vielen me op: ze vonden het allemaal reuze interessant en de aanwezige kennis van pedagogen uit het verleden viel tegen. Sommigen hadden zich er nooit eerder in verdiept, bij anderen was die kennis ver weggezakt.”
Murre en De Muynck noemen het „uniek” dat Driestar Educatief met dit soort uitgaven komt. Murre: „Eerder dit jaar hebben we een boek uitgegeven over christelijk schoolleiderschap. Het loopt goed. Nu deze bundel. Er is geen tweede pabo die zich op deze wijze met verdieping bezighoudt. We zien wel een nieuwe trend in het hbo om meer aandacht te geven aan levensbeschouwelijke aspecten bij beroepsopleidingen. Het verdiept de reflectie bij studenten op problemen en vragen die ze tijdens hun opleiding tegenkomen.”
Hoofd en hart
Het duo erkent dat die aandacht op hun eigen hogeschool ook wel eens minder is geweest. „Zeven jaar geleden werd er in Gouda een congres georganiseerd over het zogeheten oude en nieuwe leren. De discussie daarover in het land werd met weinig kennis gevoerd.”
Murre weet dat leraren veel aan hun hoofd hebben. Toch durft hij het pedagogenboek te promoten. „Een kip die nooit kalk krijgt, legt alleen windeieren. Leraren moeten zich bezinnen op hun vak. Wil ik alleen die paragraaf uit hebben of streef ik een hoger doel na? Vanuit de Bijbel gezien is kennis verbonden met het hart, en niet alleen met het hoofd.”
De Muynck: „We willen deze bundel niet als een steen in de vijver gooien. We gaan voor duurzaamheid. Het boek brengt het beste uit twintig eeuwen pedagogiek bij elkaar. Op een frisse, eigentijdse, aantrekkelijke manier.”
Boekgegevens
”Vitale idealen, voorbeeldige praktijken. Grote pedagogen over opvoeding en onderwijs”, onder redactie van P. M. Murre, A. de Muynck en H. Vermeulen; uitg. Buijten en Schipperheijn, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 5881 797 9; 144 blz.; € 16,90.