Muziek

Liturgie na Constantijn: van martelaar naar monnik

De kerkvrede van Constantijn in 313 heeft grote gevolgen voor de manier waarop christenen hun samenkomst inrichten. In plaats van de vaak verborgen vieringen ten tijde van de martelaren komt de publieke liturgie, inclusief alle pracht en praal en plechtigheden.

24 October 2012 13:35Gewijzigd op 14 November 2020 23:54
Benedictus van Nursia sticht in 529 een klooster op de Monte Casino, tussen Rome en Napels. Beroemd wordt de regel van Benedictus, waarmee hij het dagelijks ritme van het kloosterleven vastlegt. Foto Montecassinotour
Benedictus van Nursia sticht in 529 een klooster op de Monte Casino, tussen Rome en Napels. Beroemd wordt de regel van Benedictus, waarmee hij het dagelijks ritme van het kloosterleven vastlegt. Foto Montecassinotour

Dit artikel is onderdeel van een special over Constantijn. Lees alle artikelen op RD.nl/constantijn.

Anno 383. Een Romeinse vrouw maakt vanuit West-Europa een pelgrimsreis naar Palestina, Egypte, Syrië en Mesopotamië en bezoekt –uiteraard– ook Jeruzalem. Egeria, want zo heet ze, vertelt in een reisverslag uitgebreid wat ze in de godsstad aantreft.

De vrouw verblijft van Epifanie (6 januari) tot na Pasen in Jeruzalem en maakt mee hoe de christelijke kerk aldaar ten tijde van bisschop Cyrillus (350-387) haar liturgie vormgeeft. Dat blijkt nogal wat voeten in aarde te hebben.

Talrijk zijn de liturgische plechtigheden in en rond de basilieken die keizer Constantijn heeft laten bouwen. Er zijn dagelijks meerdere getijdengebeden in de Heilige Grafkerk en de Opstandingskerk, inclusief gezang en Evangelielezing. In de hoofddienst worden psalmen en antifonen gezongen, wordt er gelezen uit Oude Testament, evangeliën en brieven, wordt er gebeden en wordt de maaltijd gevierd. Vanuit Jeruzalem worden processies georganiseerd naar heilige plaatsen zoals de Olijfberg, Bethlehem en Bethanië en men onderhoudt rituelen met „het heilige hout van het Kruis.”

Uitvoerig schrijft Egeria ook over de dopelingen, die in de tijd voor Pasen veertig dagen lang catechese krijgen en na drie dagen vasten in de Goede Week gedoopt worden in de paasnacht.

De Romeinse vrouw is vol bewondering over wat ze in Jeruzalem meemaakt. Wat een plechtigheden, wat een eerbied, wat een godsvrucht. De stad staat bol van de rituelen, de liturgie ligt letterlijk op straat.

Geheim

Hoe anders is het honderd jaar eerder, als de christenen nog behoren tot de kerk van de martelaren. Vanwege dreiging en vervolging ziet de christelijke gemeente zich vaak genoodzaakt in het geheim samen te komen, tijdens nachtelijke gebedsbijeenkomsten bij iemand thuis of op de begraafplaats rond het graf van een van de martelaren.

We krijgen niet altijd een duidelijk beeld van hoe die bijeenkomsten eruit hebben gezien. Maar sommige auteurs geven een inkijkje. Ten tijde van Tertullianus bijvoorbeeld (rond 200) komt men op woensdag, vrijdag en zondag bijeen. Meestal zijn de samenkomsten ’s morgens vroeg (voor zonsopgang) en na drie uur ’s middags. Thuis onderhouden de christenen intussen het morgen- en het avondgebed.

Wat vindt er zoal plaats tijdens zo’n samenkomst? Volgens Tertullianus zijn er de gebeden, de lezing, de inzameling en de maaltijd. Tijdens de gezamenlijke gebeden doordeweeks knielt men, terwijl men op zondag en in de paastijd staande bidt. De lezing uit de Schriften wil de gelovigen bemoedigen en aansporen om vol te houden. Tijdens de inzameling van de gaven kunnen gemeenteleden iets in een mand doen; de gaven zijn bestemd voor hulpbehoevende leden of voor christenen die vastzitten. De tafelviering is het zogenaamde liefdemaal, of de avondmaalsviering met brood en wijn. Daarbij hoort de vredeskus en het bidden van het Onze Vader. Onderwijl wordt er gezongen: iemand zingt een psalm, terwijl de rest van de gemeente antwoordt met een refrein of antifoon. Ook thuis zingen de christenen volgens Tertullianus vaak psalmen en hymnen.

Het inkijkje van de kerkvader –die na zijn bekering een tijdje in Rome verkeert, maar vervolgens rond 195 weer teruggaat naar Carthago– staat in een bredere context. De kerk van de martelaren (150-300) moet noodgedwongen duidelijk maken waar ze voor staat. Naar binnen toe vraagt dat een stuk eenheid in liturgie en organisatie. Naar buiten toe moet helder worden wat wel en wat niet in lijn is met de apostolische overlevering.

De kerk neemt in deze tijd beslissingen die van groot belang zijn voor de liturgie. Zo ontstaat rond 150 in Rome het Apostolicum, als uitvloeisel van de doopvragen aan toetreders. Ook is men bezig met het vaststellen van de canon van het Nieuwe Testament. En er wordt een strijd gevoerd over de juiste datum waarop het paasfeest gevierd moet worden: op de joodse 14e Nisan, of op de eerste zondag na de eerste volle maan van de eerste lentemaand? Het wordt het laatste.

Ruimte

Na de wending van Constantijn krijgt de christelijke gemeente een ruimte en vrijheid die ze eerder niet had. Basilieken worden overal gebouwd en mensen uit hogere kringen (ambtenaren, officieren, intellectuelen) maken de overstap naar het christendom.

Ook de liturgie profiteert van de vrijheid. Zowel in het oosten als in het westen wordt de eredienst steeds uitgebreider. In het oosten ontwikkelt zich een liturgie die zich richt op de hemel: wat op aarde gebeurt is een afspiegeling van de hemelse liturgie. Dat gaat gepaard met lange lezingen en gebeden, beurtspraken tussen priesters en diakenen, pracht en praal in de eredienst, iconen, schilderingen en wierook. De ”goddelijke liturgie” van Johannes Chrysostomus wordt spraakmakend. Wat Egeria in 383 in Jeruzalem meemaakt, is eveneens een variant van deze uitbundige oosterse liturgie.

De westerse kerk, met Rome als centrum, gaat een eigen weg. Het Latijn wordt de kerktaal, de Vulgata van Hieronymus de kerkbijbel. Staan in het oosten Epifanie (de verschijning van Christus) en Pasen centraal, in het westen komt er steeds meer aandacht voor Christus’ geboorte (Kerst) en Zijn lijden. Bloeit in het oosten de Byzantijnse poëzie, in het westen ontstaan de hymnen van kerkvaders als Ambrosius. Het zijn deze liederen die moeder Monica in 385 in Milaan tot tranen toe bewegen, schrijft Augustinus in zijn ”Belijdenissen”.

Waar blijft intussen de eenvoudige martelarenliturgie? In de kloosters, zowel in het oosten als in het westen. Monniken trekken zich vanaf de vierde eeuw terug en onderhouden de getijdengebeden: het morgen-, middag- en avondgebed, later uitgebreid tot zeven of zelfs acht gebedsuren. In het dagelijks gebed en psalmgezang in de kloosters zet de tijd van de martelaren zich nog een poosje voort.


Dit artikel is onderdeel van een special over Constantijn. Lees alle artikelen op RD.nl/constantijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer