Een nieuwe „loyaal orthodoxe” dogmatiek
De uitgave van een complete dogmatiek, die bovendien „loyaal orthodox” wil zijn; zoiets gebeurt niet vaak. Prof. dr. C. van der Kooi en prof. dr. G. van der Brink speelden het klaar. Morgen presenteren de hoogleraren het resultaat: ”Christelijke dogmatiek”.
Door een vroege vooraankondiging wist theologisch Nederland al zo’n drie jaar dat er een nieuwe dogmatiek aan zat te komen. In het voorjaar werd het vuur nog wat opgestookt door diverse ”meedenkblogs” op internet. Nu is het lijvige boekwerk (720 pagina’s) dan eindelijk verschenen. Morgen wordt het eerste exemplaar aangeboden aan vicepresident van de Raad van State, mr. Piet Hein Donner.
Het schrijven van de dogmatiek was een hele klus, erkennen beide hoogleraren. Toch kijken ze er met veel voldoening op terug. „De update waar het vakgebied behoefte aan had, is er gekomen”, aldus prof. Van den Brink.
Wat is nu typerend voor uw boek vergeleken met andere dogmatische werken?
Prof. Van den Brink: „Ik vermoed onze directe inzet met de triniteitsleer. Daarin verschillen wij van onze meest directe voorganger: ”Christelijk geloof” van H. Berkhof. Berkhof begint met het brede veld van religie en zoomt vervolgens in op het christendom. Wij willen het schema doorbreken dat je eerst een soort algemene god hebt en je het plaatje dan geleidelijk verder kunt invullen. We hebben van meet af aan te doen met de Vader van Jezus Christus. Dat is in de theologie in de twintigste eeuw breed onderkend en werkt ook bij ons in alles door.”
Evolutie
Waar zeker met spanning, en hier en daar misschien ook met argwaan, naar uitgezien wordt is hoe het handboek, bedoeld voor alle geïnteresseerden en ‘zoekers’ maar zeker ook voor beginnende theologiestudenten, zal omgaan met de vragen rond schepping, zondeval en evolutie.
De auteurs laten er geen misverstand over bestaan dat ze evolutionisme als levensbeschouwing afwijzen. Tegelijk ontkennen ze een lange wordingsgeschiedenis van de aarde en menselijk leven niet. Volgens de auteurs is er echter sprake van een vermenging van „ideologie en idolatrie” als men aan de evolutietheorie levensbeschouwelijke uitspraken verbindt die natuurwetenschappelijk onmogelijk gestaafd kunnen worden. Te denken valt aan stellingen zoals dat alles bij toeval zou zijn ontstaan en dat moraal een bijproduct van het evolutieproces is.
De twee Amsterdamse theologen houden vast aan een „historische zondeval”, omdat dat volgens hen de enige manier is om „schepsel-zijn” en „zondaar-zijn” van de mens niet met elkaar te laten samenvallen.
In een opvallend klein excurs schrijven ze dat we op grond van wetenschappelijke gegevens uit zullen moeten gaan van een oorspronkelijke populatie van tussen de 5000 en de 10.000 eerste ‘echte’ mensen met een „gemeenschappelijke goddelijke bestemming.” Het „wegvallen” van die eerste mensen „door de keuze op eigen benen te willen staan en zich te laten leiden door dierlijke driften in plaats van goddelijke roeping”, is volgens hen de kern geweest van de menselijke zondeval „waarover Genesis 3 in zulke krachtige beelden spreekt.”
Is dit excurs met overtuiging geschreven, of eigenlijk een compromis?
Prof. Van der Kooi: „Vraag dat maar eens aan een oudtestamenticus. Ik denk niet dat er nog veel zijn die aan een historische zondeval willen vasthouden.”
Dan, stellig: „Dat mens-zijn en zondaar-zijn niet noodzakelijk samenvallen, is voor ons een harde theologische stelling, die we op basis van Genesis zullen moeten verdedigen. Er is verschil tussen de mens zoals hij bedoeld is en zoals hij ongehoorzaam geworden is. Dat moest in heel de kerkgeschiedenis verdedigd worden, bijvoorbeeld tegen de manicheeërs in de Vroege Kerk, en dat moet ook nu weer, tegen het naturalisme en het evolutionisme. Daarin vallen mens-zijn en zondaar-zijn feitelijk wel samen.”
Het probleem zit hem volgens de hoogleraren bij de „voorstelbaarheid.” Prof. Van den Brink: „Sommigen vroegen ons of het geen verloren gevecht is om nog te geloven in een historische zondeval. Wij zijn echter van mening dat we ons de zondeval moeten blijven voorstellen als een gebeurtenis. Als je dat niet doet, zijn de studenten hier in Amsterdam er maar al te snel bij om ons voor te houden dat we het niet hard kunnen maken. Ze zullen zeggen dat we de historiciteit van de val hebben losgelaten om ons eigen systeem kloppend te maken. Misschien kun je zeggen dat we ons hebben laten verleiden om ons op dit punt uit te drukken in andersoortige termen.”
De dood heeft volgens prof. Van der Kooi „pas in het licht van Christus” echt het karakter gekregen van een oordeel. „Dat is zoals de apostel Paulus erover schrijft, in het Oude Testament lag dat nog wat anders. Als we vernieuwd willen worden, kan dat alleen nog door het oordeel heen. We moeten er echt een keer helemaal niet meer zijn voordat God ons kan herscheppen.”
Dat brengt bij de verzoeningsleer. Prof. Van den Brink: „Daarin hebben we wat tegemoet willen komen aan het bezwaar dat veel liberalen hebben op de klassieke verzoeningsleer, namelijk dat het voorbeeldkarakter van Jezus te veel buiten beschouwing blijft. We doen dat in een paragraaf over verzoening door omvorming, over wat de weg van Jezus met ons doet. De verzoening is pas af en tot haar doel gekomen wanneer de mens Gods liefde beantwoordt met wederliefde. Maar de ‘harde pit’ van de verzoening door voldoening aan het kruis blijft voor ons het fundament. God heeft in Christus ingegrepen in de doodsmachten die het leven beheersten.”
Ook bij de zondeleer plaatst u andere accenten.
Prof. Van der Kooi: „We hebben bijzondere aandacht willen vragen voor het slachtoffer-zijn. Dat is overigens niet nieuw, de zonde is altijd ook als macht beschouwd. De mens is natuurlijk dader, maar hij is ook onderworpen aan tragische gebeurtenissen. Dat hoort wezenlijk bij de zonde.”
In het boek geven de auteurs het voorbeeld van het kopen van kleding die door kinderarbeid is vervaardigd: „Het is goed denkbaar dat een latere generatie zich erover zal verbazen hoezeer velen in het begin van de 21e eeuw dit klakkeloos deden zonder zich maar van enig kwaad bewust te (willen) zijn. Hier is zonde inderdaad tot een macht geworden waaraan men zich slechts met grote krachtsinspanning kan onttrekken.”
En hoe is het met de charismata, de gaven van de Geest, afgelopen?
Prof. Van der Kooi: „Wat ons betreft is het daar niet mee afgelopen. We beschouwen ze als gaven die God schenkt aan de pelgrimerende kerk wanneer dat nodig is. Wel is er grote openheid en bereidheid geboden om opnieuw te luisteren naar de Schrift en naar wat christenen elders op de wereld daarover hebben geleerd. Dat betekent concreet dat je niet schrikt als God soms mensen op een bijzondere manier gebruikt. Het klinkt heel simpel, maar daar komt het op neer. Iemand als Jan Zijlstra kan een instrument in de hand van God zijn.”
Een verhelderend voorbeeld vindt de hoogleraar de rede ”I have a dream” van Martin Luther King uit 1963. „Dat was echt profetie in lijn met het Oude Testament. Er gebeurde daarna iets, er kwam iets groots in beweging. Dat was een bijzonder werk van de Geest.”
„Soms overvalt ons het gevoel dat we God er beter door leren kennen”, schrijft u in het voorwoord; het nadenken geeft u „spirituele vreugde.”
Prof. Van den Brink: „Zo hebben we het ervaren, ja. Denken vormt voor ons geen tegenstelling met persoonlijke existentiële ervaring, ze versterken elkaar juist. We hopen dat dat ook overkomt; dat ons boek eraan mag bijdragen dat het geloof voor mensen weer inhoud krijgt. Dat het geloof meer is dan algemene spiritualiteit met een christelijk sausje. Er zijn door de kerk vondsten gedaan die een ongelooflijk perspectief geven op het leven.”
Prof. Van der Kooi: „Dogmatiek gaat over het gebinte van je levenshuis, oriëntatie voor je levensweg. Daar is behoefte aan in een klimaat van hedonisme en stuurloosheid. De jongere ‘keuzegeneratie’ kan alles zelf inrichten, maar als het dan in je persoonlijk leven niet goed gaat, heeft men nog maar weinig hoop. Wat in ons boek overal doorheen loopt, is dat God nog iets met ons wil; dat deze wereld niet verlaten is. Dat geeft moed om te leven, om een gezin te stichten. God heeft een bedoeling, met iedereen bij name.”
”Christelijke Dogmatiek”, G. van den Brink en C. van der Kooi; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 239 2606 1; 720 blz.; tot 1 december € 55,- daarna € 65,-.
Schriftleer niet voorop
De ”Christelijke dogmatiek” wil enerzijds nadrukkelijk in de gereformeerde traditie staan, maar is anderzijds breed georiënteerd op wereldwijde theologische ontwikkelingen. Dat kan soms leiden tot traditiekritiek, maar altijd vanuit een „beginrespect” daarvoor, aldus prof. Van den Brink.
Opvallend verschilpunt in dit verband is dat de Schriftleer niet voorop gaat, zoals bijvoorbeeld in de ”Beknopte gereformeerde dogmatiek” van de christelijke gereformeerde hoogleraren W. H. Velema en J. van Genderen en andere gereformeerde dogmatieken wel het geval was.
Evenals andere vergelijkbaar werken geeft de ”Christelijke dogmatiek” inzicht in discussies uit de eerste eeuwen over de drie-eenheid en de tweenaturenleer. Actueel wordt het in bijvoorbeeld de paragraaf over de triniteitsleer en het monotheïsme van de islam.
Opvallend is verder het bij elk hoofstuk aanwezige kopje ”om erin te komen”. Vaak volgt een boeken- of filmtip die iets belicht van het te bespreken thema. Van den Brink: „Het is een manier om te laten zien dat dogmatiek niet, zoals vaak gedacht wordt, losstaat van vragen die in het gewone leven spelen.”
De bespreking van wat klassiek de ”heilsorde” wordt genoemd, vindt plaats onder het kopje ”De vernieuwing van de mens”. De auteurs gaan hier uitgebreid in op de rechtvaardigingsleer, mede naar aanleiding van het zogenaamde nieuwe perspectief op Paulus en verschuivingen in het onderzoek naar Luther.
In het slothoofdstuk over de eschatologie wordt gestreefd naar een „integratie van wat wel heet de individuele en de universele eschatologie”, waarbij onder andere zes leesregels voor de apocalyptische Bijbelgedeelten worden geboden. Ook het chiliasme wordt uitvoerig besproken.
Lees ook:
Donner neemt eerste exemplaar Christelijke Dogmatiek in ontvangst