Straatkinderen Uganda belanden in gevangenis
Voor het recente bezoek van de Amerikaanse minister Hillary Clinton aan de Ugandese hoofdstad Kampala moesten niet alleen bergen afval, maar ook straatkinderen wijken. Ze belandden tussen jeugddelinquenten in het opvangcentrum Kampiringisa. De omstandigheden zijn er ronduit erbarmelijk.
Het straatkinderenprobleem in Kampala is hardnekkig. De lokale autoriteiten hebben al meermalen geprobeerd de straten „schoon te vegen”, maar moeten constateren dat de problematiek steeds weer de kop opsteekt. Voorafgaand aan het bezoek van Clinton, afgelopen augustus, moest er daarom opnieuw actie worden ondernomen. Kampala komt voor het oog van de wereld uiteraard graag voor de dag als een moderne en schone stad.
Hoe dat gaat? „De politie drijft de kinderen bij elkaar op één plek en brengt hen vervolgens naar het rehabilitatiecentrum Kampiringisa, in de buurt van Kampala”, zegt de Vlaming Werner Steurbaut telefonisch vanuit Kampala. Steurbaut werkt samen met zijn vrouw Nathalie en de Nederlandse Mariska Bosman onder de kinderen van Kampiringisa. „Feitelijk is dat gewoon een gevangenis”, zegt Steurbaut. „Jeugdige delinquenten en straatkinderen zitten er in dezelfde ruimte.”
Verschillende mensenrechtengroepen trokken al aan de bel over deze ongewenste vermenging en ook de Ugandese regering zelf gaf in een rapport uit 2008 toe dat de situatie „tegen de nationale en internationale wetten” is. Toch leeft de praktijk nog altijd voort. Steurbaut: „En laten we eerlijk zijn: de politie vindt altijd wel een reden om een straatkind in de gevangenis te laten opsluiten.”
De Vlaming ontkent de problematiek van de straatkinderen in Kampala niet. „Er zijn er in Kampala meer dan 10.000, verjaagd door stiefmoeders, vaak zonder ouders. Maar het is duidelijk dat het geen oplossing is om de kinderen dan maar naar een gevangenis te sturen.”
Verwaarlozing
De omstandigheden in Kampiringisa zijn ronduit slecht, geeft Steurbaut aan. De kinderen in het opvangcentrum krijgen nauwelijks verzorging, weinig en eenzijdig eten en geen onderwijs. Als de kinderen ziek zijn, is er geen medische zorg. „In het centrum zitten momenteel 450 kinderen, terwijl er maar voedsel is voor 150.” In een recente reportage van de Vlaamse journalist Chris Michel over Kampiringisa waren zeer jonge kinderen te zien, tegen wie naar verluidt feitelijk nooit wordt gepraat.
De Ugandese autoriteiten zeggen zich in te spannen om de straatkinderen weer te herenigen met hun families. Als dit echter niet lukt, blijven de kinderen tot hun achttiende in het opvangcentrum. „In feite wordt de overheid dan hun voogd”, geeft Steurbaut aan. „Maar wat dan? Ze kunnen na hun achttiende geen kant op. Ze krijgen niets mee in de gevangenis.”
Feest
Steurbaut, die onder meer oud-conservator is van Paleis Het Loo in Apeldoorn, zegt dat het werk in Kampala op zijn pad kwam. „Mijn vrouw kwam in aanraking met Kampiringisa en zo zijn we er steeds meer bij betrokken geraakt. De hulp die we op eigen initiatief boden, groeide zozeer uit dat vrienden een stichting hebben gevormd om ons te steunen: Foodstep.”
Het werk van Foodstep is inmiddels behoorlijk omvangrijk. Iedere week brengen de Steurbauts met hun medewerkers kleding en voedsel naar Kampiringisa. Daarnaast verzorgen ze een programma waarin wordt gebeden en gezongen, onderwijs gegeven en er wordt voorzien in de meest basale medische behoeften.
Eens per maand is er op een zaterdag een heus feest met vlees, groente, fruit, muziek en sport. De stichting voorziet bovendien in het betalen van de schoolgelden van honderd kinderen, tandzorg en specialistische medische zorg.
Toerisme
Inmiddels zijn 45 kinderen overgedragen aan de familie Steurbaut om door hen te worden opgevangen. Steurbaut: „Daaruit blijkt dat de regering het goed vindt dat wij dit werk doen. De overheid erkent dat de situatie slecht is, maar zegt dat het haar aan middelen ontbreekt om er iets tegen te doen. Wij proberen goed met de bevoegde instanties samen te werken.”
„Al het werk is ons eigenlijk overkomen”, zegt de hulpverlener. „We hebben nooit nee gezegd wanneer kinderen aan ons overgedragen konden worden. Toen ons eigen huis te klein werd, hebben we een apart gebouw gehuurd voor de opvang van de kinderen. Deze kinderen kunnen niet met hun families herenigd worden. Ze zijn vrijwel allemaal wees.”
In het tehuis werken twee Ugandese families. Dat is een bewuste keuze, aldus Steurbaut. „Zij fungeren als ouders voor de kinderen. We willen de kinderen in een Ugandese context laten opgroeien, met respect voor hun eigen tradities en gewoonten.”
De Vlamingen willen zich in hun werk nadrukkelijk door God laten leiden. „We bidden voor dit werk. En dan gaat het soms wonderlijk. Soms kopen we iets onderweg, zonder duidelijk doel, en blijkt juist dat ontzettend hard nodig te zijn.”
De droom van Steurbaut is de realisatie van een hotelschool voor de jongeren. Het toerisme in Uganda groeit, maar er is weinig onderwijs op dit gebied. Bij de school zouden een restaurant en tien lodges kunnen komen. „Voorlopig gaat dit werk nog wel even door”, is zijn overtuiging. „We handelen in geloof, dus vertrouwen we erop dat God ons de weg zal wijzen.”