René van der Linden: Mensen hebben geen gevoel meer bij CDA
Als René van der Linden vroeger in het café kwam, nam hij nooit alleen een pilsje voor zichzelf alleen. Het werd altijd een rondje. Dat dorpse gemeenschapsgevoel is voor hem nog de norm, al groeide hij uit tot een „hartstochtelijk” Europeaan.
„De groeten thuis”, zegt Van der Linden bij het afscheid. Blijkbaar is hij dat zo gewend dat hij het ook zegt tegen mensen bij wie hij thuis niemand kent.
De rest van Nederland is koeler dan Limburg. Dat geldt ook voor zijn partij, het CDA. Zakelijkheid is niets voor hem. Hij had ook veel liever gehad dat de oude KVP (Katholieke Volkspartij) was blijven bestaan.
Hij leeft volgens de drie v’s; verantwoordelijkheid, voorbeeld en vertrouwen. „Geef mensen maar verantwoordelijkheid. Je krijgt er vertrouwen voor terug.”
Als onderstreping van zulk contact nam Van der Linden wel eens een kistje appels uit eigen gaard mee naar Den Haag. Zijn ambtenaren geneerden zich er soms voor als de staatssecretaris fruit van eigen teelt tot diplomatiek ruilgoed maakte. Van der Linden glimlacht. „Het is een oude gewoonte in Limburg om je gasten producten van je eigen bedrijf te geven. Dat begrijpt men in de Randstad niet.”
Zijn er streken in het buitenland waar men dat wel begrijpt?
„Beieren natuurlijk. Over die regio is in Nederland lang denigrerend gesproken. Maar het is een van de modelregio’s in de wereld. In Beieren is het laptop en lederhose. Traditie en vernieuwing blijken daar een fantastische combinatie.”
Van der Linden pakt zijn iPad van de Eerste Kamer erbij. Hij is een digibeet, zegt hij, maar hij vindt dit ding zo handig. „Ik heb hier van alle onderwerpen het dossier. Je hebt geen papier meer nodig.”
Als Eerste Kamervoorzitter voerde hij de parlementaire tablet zelf in. „Ik wilde van dat papier af, een gigantische verspilling. We besparen zo’n 400.000 euro per jaar. Wij zijn hiermee de eerste ter wereld.”
Waarom koos u er niet voor boer te worden, net als uw vader?
„Van lieverlee werd duidelijk dat mijn jongere broer de natuurlijke opvolger was. Ik was gaan studeren, eerst aan de priesteropleiding Rolduc en later economie in Tilburg. Via het verenigingsleven kwam ik bij de KVP-jongeren terecht.”
Had u een doel in de politiek?
„Nee. Politiek is een prachtig vak, een roeping. Er is niets mooier dan om je in te zetten voor mensen, ook uit mijn regio, en Europees actief te zijn. Wat is er mooier? Politiek is ook emotie en hartstocht.”
Men zegt dat politici ijdel zijn. Is dat zo?
„Dat kan niet ontkend worden, nee.” Van der Linden aarzelt even. „Ik heb altijd grenzen in acht genomen. Soms weigerde ik interviews, omdat ik de ethiek van het blad niet vertrouwde. Als je ijdel bent, ga je mee in alle publiciteit.”
Als voorzitter van de Eerste Kamer kwam u bij de koningin, als voorzitter van de Raad van Europa bij premiers en presidenten. Doet dat toch iets met je?
„Het zijn zeker ontmoetingen waar je veel voldoening uit haalt. Maar je komt voor een zaak, daar gaat het om.”
U moest in 1988 aftreden als staatssecretaris. Ook lang daarna leek u daar nog wat wrokkig over.
„Dat is niet terecht. Anders was ik niet teruggekeerd in de Kamer. Ik wilde de politiek niet door de achterdeur verlaten.
Achteraf was de paspoortaffaire een nuttige ervaring. Ik ben toen door mensen bedrogen met wie ik nu geen contact meer heb. Dat is heel moeilijk. Misschien is dat ook een zwakte van me. Maar ik houd van warme vertrouwensrelaties. Die kan ik niet meer opbouwen met iemand die me bij de poten genomen heeft.”
Kunnen politici luisteren?
„Dat zullen ze moeten. Het is de enige manier om op de hoogte te zijn. Er is geen goede politicus zonder worteling in de samenleving.
Als parlementariër heb ik altijd spreekuur gehouden. Eerlijk gezegd kon ik de meeste mensen niet helpen. Maar ik kon dingen uitleggen en zelf leerde ik wat die mensen bezighield. Aandacht is heel belangrijk. Hoe vreemd anderen dit spreekuur ook vonden, ik wilde niet zonder.”
Het past bij buitenlandse districtenstelsels.
„Daarom ben ik voor een gemengd districtenstelsel, zoals in Duitsland. Zonder regionale achterban kom je daar heel moeilijk in het parlement.”
Wilt u dan ook de Duitse kiesdrempel van 5 procent erbij?
„Die mag naar 3 procent. Ik denk dat ook kleinere partijen als ChristenUnie en SGP zich dan kunnen handhaven. Maar het filtert kleinere groepen eruit.”
Het CDA gaf altijd het voorbeeld met kandidaten uit regio’s. Als partijen dat doen, is een districtenstelsel niet nodig.
„Waar zie jij die kandidaten op de huidige lijst? Ze zijn verdwenen. De KVP was een volkspartij, het CDA is een lijsttrekkerspartij. Alle kandidaten hobbelen achter hem aan. Dat doet ons kiesstelsel.
Dit systeem creëert fractiediscipline. Als je maar vier of zes jaar in het parlement blijft, word je nooit een onafhankelijk politicus. Ik denk echter dat de kiezer houdt van gezag, gewicht en ervaring. Mensen raken het vertrouwen in de politiek kwijt.”
Maar uw partij sneed bij elke tegenwind de ervaring weg door de lijst te vernieuwen.
„Dat is dus fout geweest. Ik denk dat 15 tot 20 procent vernieuwing per keer genoeg is.
Toen ik in de Kamer kwam, zat ik naast Maarten Schakel, die al tientallen jaren in de Kamer zat. Ik herinner me ook de Fransman Jacques Baumel, die minister was geweest onder De Gaulle. Als hij op zijn 82e het woord nam, werd het stil. Zij hadden wat te zeggen. Bij die volstrekt doorgeslagen vernieuwingsdrift van vandaag zouden ze allang zijn vervangen.
Er was bij ons meer fout. De cultuur was te centralistisch. We weten waar ons dat heeft gebracht; op dertien zetels. Dat geeft mij een katterig gevoel.”
En dan nog de morele afkalving in de partij. „Wij zeiden dat we stonden voor het Rijnlandse sociale model. Dat is niet alleen materieel. Het is je houding. Een sociaal bestuurder heeft hart voor iemand onder aan de ladder en durft een voorbeeld te zijn.
Ik zie dat terug in de familiebedrijven in Beieren en Baden-Württemberg. In Nederland is het geld te overheersend.”
Premier Balkenende prees normen en waarden aan, hoewel hij erom werd bespot. Wat ging er dan niet goed?
„Hij deed dat in zijn eerste periode. Zodra het verstomde, ging de VVD er met de veiligheid vandoor.
Het laatste kabinet-Balkenende kwam tijdens de economische crisis met negentien werkgroepen. Dat hadden negentien maatregelen moeten zijn. De kiezer houdt niet van vooruitschuiven. Dit was een beter breekpunt geweest dan Uruzgan.”
Het Europabeleid van het CDA noemt hij „rampzalig.” „De ene dag hoorde de kiezer dat hij op het rechterbeen moest staan, de volgende dag op het linkerbeen.”
Toch had uw partij graag de Europese grondwet gewild.
„Nou ja, in de campagne voor het referendum mocht ik niet optreden. Als lid van de Conventie die de grondwet had opgesteld, zou ik te pro-Europa zijn. Hoewel in de fractie destijds niemand zo kritisch op het uitgavenbeleid van de EU was als ik. Maar ik schreef het Europese verhaal niet af. Geen enkel land immers verdient zo veel aan de Europese samenwerking als Nederland.
We hebben de val van de Muur toegejuicht, we hebben de toetreding van Oost-Europese landen toegejuicht, we wilden het vrije verkeer van goederen, maar het vrije verkeer van personen wilden we bij de toetreding van Polen ineens niet.
Uit angst voor de kiezer werd het: Europa kost geld. Ik noem zoiets schandalig. Europa is de toekomst van onze kinderen, maar wij maakten dat tot een centenkwestie.”
Europa is vandaag gewoon niet populair.
„Valt wel mee hoor. Ik kan het overal kwijt. Nederland heeft momenteel maar één belang, en dat is zo dicht mogelijk bij Duitsland staan. De Atlantische Rutte bracht zijn eerste bezoek aan Londen. Later is hij daar gelukkig van teruggekomen. Van die Atlantische kant krijgen wij namelijk nooit iets terug. Amerika heeft alleen iets aan Nederland binnen een sterke EU.”
In 1990 pleitte u voor nadruk op de christendemocratische ideologie, na de jaren tachtig met ”no nonsense”. Is die gekomen?
„Veel te weinig. Hoewel we nog altijd een uitstekend programma hebben. Er is voldoende in te herkennen aan waardebeleving, rentmeesterschap en moreel appel.”
Had de C meer aandacht moeten hebben?
„Wel, daar aarzel ik. Een partij moet niet de C met de mond belijden, maar die in praktijk brengen. Vandaar een goed gezinsbeleid en een verantwoorde financiële politiek.
Het CDA ondervindt ook nadeel van het misbruikschandaal in de kerk. De kerk heeft te vergoelijkend opgetreden tegen mensen die zich aan kinderen vergrepen. Daarop heb ik maar één antwoord: het publieke recht.
Ik denk wel dat het schandaal te veel is uitvergroot. Ik heb drie jaar in Rolduc gezeten en nooit iets gemerkt. Ik heb daar fantastische jaren gehad. Ik ben er nog altijd trots op katholiek te zijn.”
Rolduc heeft Van der Linden gevormd. Daar werd hij Europeaan. „Dat is mijn diepste overtuiging gebleven. Het was ook echt een passie om vanuit Nederland in de parlementaire vergadering van de Raad van Europa te zitten, waarvan ik ook voorzitter ben geweest. Die organisatie is de parel van Europa. We spraken daar over mensenrechten, wat direct de normen en waarden raakt. Maar in het CDA was er geen belangstelling voor. Mensen zijn het gevoel bij het CDA kwijt. Dat doet mij ontzettend veel pijn. Maar het gedachtegoed heeft blijvende waarde.”
Ook in een seculiere maatschappij?
„Ja hoor. De zoektocht naar mystiek en ethiek is nooit weg. Dat zit in de mens. Ik heb ook veel vertrouwen in de jonge generatie hier in Limburg. Als ik vijftien jaar jonger was, zou ik het CDA zeker weer op poten zetten. Daar is toekomst voor. Ook al heeft Wilders nu veel weggepakt, er komen vanzelf weer kansen.”
U noemt u een trotse katholiek. Wat is dat?
„Onder meer dat ik zeer frequent naar de mis ga, hoewel niet elke zondag. Ik houd van de mystiek en de traditie van de kerk. Onze kinderen hebben dat ook en onze kleinkinderen proberen we zo op te voeden.
Ik zie dit echter niet exclusief. Ik respecteer iedereen die zich ergens toe bekent, ook mijn moslimvrienden. Daar mag je nooit badinerend over spreken. Als ik Wilders over moslims hoor, voel ik mij als katholiek gekwetst.”
Speelt de kerk nog een rol in Limburg?
„Jammer genoeg niet. Veel parochies zijn vergrijsd. Het houdt me wel bezig hoe het er over vijftien jaar uitziet. In Nederland gaat alles snel overboord. Dat komt het land niet ten goede.
Maar er zijn ook bemoedigingen. Pas waren we in de jaarlijkse herdenkingsmis voor mijn schoonmoeder. Speciaal voor dierendag hadden de kinderen hun knuffel meegenomen. Dat werd door de hele dienst heen geweven. Heel hedendaags.”
Een calvinist zou zeggen: Laten de kinderen hun eigen Bijbel meenemen.
„De Bijbel speelde in onze opvoeding niet zo’n rol. De catechismus wel, vooral op school. De Tien Geboden ook.
Wij stemmen niet met onze oren, maar met onze ogen en ons hart. We laten het gevoel spelen. Dat zei ik ook tegen CDA-voorzitter Peetoom: Al die rapporten, daar voelt de kiezer niets bij. Hij wil een goed gevoel bij je hebben.”
Levensloop René van der Linden
Drs. Pierre René Hubert Marie van der Linden werd in 1943 geboren. Na zijn studie economie werd hij eerst ambtenaar en in 1977 lid van de Tweede Kamer. In 1986 werd hij in het tweede kabinet-Lubbers staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Door fouten in het ontwikkelen van een fraudebestendig paspoort moest hij in 1988 aftreden. Volgens Van der Linden was hij misleid door zijn ambtenaren.
In 1999 trad hij toe tot de Eerste Kamer. Namens Nederland zat hij in de parlementaire vergadering van de Raad van Europa, waarvan hij van 2005 tot 2008 voorzitter was. Van 2009 tot 2011 was hij voorzitter van de Eerste Kamer.