Twee zussen moeten de documenten afstaan. Zij hadden de collectie geërfd.

Voor zijn dood in 1924 vroeg de jood Franz Kafka zijn vriend en collega-schrijver Max Brod de documenten ongelezen te verbranden. Brod bewaarde de documenten echter. In 1939 na hij ze mee naar het toenmalige Palestina, toen hij Praag verliet uit angst voor de nazi’s.

Brod liet zijn eigen literaire nalatenschap en de Kafka-teksten uiteindelijk in 1968 na aan zijn voormalige secretaresse Esther Hoffe. Zij verkocht een deel, waaronder het manuscript van Kafka’s beroemde boek Het Proces. De rest liet ze een paar jaar geleden na aan haar twee dochters, die nu de rechtszaak hebben verloren.

Omdat Brod in zijn testament uit 1948 had verklaard dat de literaire nalatenschap uiteindelijk naar een archief of bibliotheek moest, besliste de rechter dat de dochters van Hoffe geen recht hebben op de documenten.