Volgens de toezichthouder was de Nederlandse bankensector eind 2006 nog 5,5 maal zo groot als de totale economie in Nederland en bestond die voor ongeveer 40 procent uit buitenlandse onderdelen. Eind vorig jaar was de omvang van de sector geslonken tot 4,7 keer de economie. Vooral de splitsing van ABN Amro speelde hierbij een belangrijke rol. Omvangrijke activiteiten verdwenen naar de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Brazilië. Eind 2011 bestond nog maar 11 procent van de sector uit buitenlandse activiteiten. Dat is het laagste niveau in de recente geschiedenis. Ook leningen van Nederlandse banken in het buitenland tonen een dalende trend.

De winstgevendheid van de Nederlandse banken is de laatste 5 jaar vrij fors gedaald. Voor de crisis lag het rendement per aandeel op circa 15 procent, vorig jaar was dat nog maar 6 procent. Twee derde van deze daling komt doordat banken bijna de helft minder verdienen op elke uitgeleende euro. Ook zijn de inkomsten uit provisies en handelsactiviteiten teruggelopen en stegen de kosten voor slechte leningen en het aantrekken van financiering. De banken slaagden er wel in de bedrijfskosten te verlagen. Zo werd het kantorennetwerk in Nederland met 700 bankfilialen verkleind, een daling van 20 procent.

Door de kredietcrisis lenen banken relatief minder aan andere banken en meer aan overheden en centrale banken. Ze zijn ook steeds terughoudender geworden met hypotheekverstrekkingen en bedrijfsleningen, al was in het afgelopen jaar een voorzichtige versoepeling zichtbaar.