„Luister niet naar hen die willen uitstellen”
Snoeiharde bezuinigingen stelt het kabinet-Balkenende voor, net als oud-premier R. Lubbers in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Die zette door, ondanks groot maatschappelijk verzet, en hielp de economie weer op gang. Zijn partijgenoot Balkenende staat nu voor dezelfde klus. „Hij moet niet luisteren naar hen die zeggen: Uitstellen. Dat is zo’n geklets.”
Tot op zekere hoogte zijn de bezuinigingen onder Lubbers vanaf 1982 vergelijkbaar met de huidige bezuinigingen. „Het is ook nu absoluut nodig om forse maatregelen te nemen”, zegt dr. H. O. Ruding, minister van Financiën tijdens de kabinetten-Lubbers I en II. „Net als toen zijn de overheidsuitgaven de laatste jaren veel te veel gestegen.”
Ook oud-GPV-fractievoorzitter G. J. Schutte, van 1981 tot 2001 Tweede-Kamerlid, ziet een overeenkomst: „Net als ten tijde van Lubbers I ligt er nu een periode van betrekkelijke stuurloosheid achter ons. Er is geen daadkrachtig beleid gevoerd onder premier Van Agt, evenmin als onder paars II en het eerste kabinet-Balkenende.”
Toch is de uitgangspositie van Lubbers en Balkenende verschillend. „Aan Lubbers I ging een periode van potverteren vooraf”, meent SGP-fractievoorzitter B. J. van der Vlies. Onder Den Uyl, in de jaren zeventig, is „lang gedaan alsof het niet op kon, terwijl maatregelen nodig waren”, vindt ook Schutte.
De economische situatie was toen veel slechter dan nu, oordeelt Ruding. „Het begrotingstekort was hoger, evenals de werkloosheid.” Daarnaast was er volgens de oud-minister „praktisch geen steun voor budgettaire maatregelen bij de oppositie en de vakbonden.” Dat is nu anders. De PvdA, toen nog in de Den-Uylsfeer, is nu „realistischer.” De PvdA en het CDA werden het begin dit jaar bijna eens over forse bezuinigingen. Bovendien hebben de vakbonden „geleerd van de ontwikkelingen sinds 1982.”
„Er is in feite geen reden om parallellen te trekken met de situatie van begin jaren tachtig”, stelt prof. dr. J. L. van Zanden, als economisch historicus onder meer verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en onlangs ontvanger van de prestigieuze Spinozaprijs. „Ten tijde van Lubbers had de economie bepaalde structurele problemen. Dan dient daarop een antwoord te worden gevonden. Destijds waren de antwoorden: loonmatiging, verdeling van de arbeid en bezuinigingen in sociale zekerheid en bij de overheid. Anders dan toen zijn structurele problemen -zoals een lage rentabiliteit van het bedrijfsleven en te hoge tekorten bij de overheid- nu niet aanwezig. Hoogstens zijn de loonkosten de afgelopen jaren sterker toegenomen dan elders, maar dat is vooral het gevolg van het inlopen van een achterstand die al eerder was ontstaan op dit terrein.”
Voorkomen
Hoewel het „niet fair” is om paars helemaal de schuld te geven van de huidige economische malaise, vindt Ruding toch dat de kabinetten-Kok een „flink deel van de recessie hadden kunnen voorkomen.” Vooral paars II maakte zich schuldig aan verkeerd beleid. De stijgende overheidsuitgaven en de loonstijgingen vanaf 1998 zijn volgens Ruding mede oorzaak van de huidige recessie. „We hebben ons toen uit de markt geprijsd. Deze oorzaak is van ons eigen maaksel.” CPB-directeur dr. F. J. H. Don meent ook dat „het expansieve beleid in 2001 en 2002 het structurele tekort heeft verhoogd.”
Verder is er de internationale recessie. Daartegen kon paars niet veel doen, aldus Don. Hoewel die stelling wel enige nuance behoeft, weet Van Zanden. „Elke acht tot tien jaar maakt de economie een recessie door. Dat is al honderden jaren zo.” Met andere woorden: eens in de zoveel tijd valt een periode van economisch krimp te verwachten. Van Zanden spreekt niet van economische neergang, maar liever van een „economische terugslag” om de huidige situatie te typeren. „Zo’n terugslag hoort nu eenmaal bij het kapitalisme en de markteconomie.”
„Meestal”, zegt Van Zanden, „gaat een conjuncturele terugslag vanzelf over en leidt een te restrictief overheidsbeleid alleen maar tot een verergering van de situatie.” De historicus verwijst naar de paarse ingrepen, begin jaren negentig, in de uitgaven voor de gezondheidszorg. „Dat heeft uiteindelijk geleid tot de lange wachtlijsten die paars later in diskrediet hebben gebracht. Met name het kabinet-Kok II heeft op vergelijkbare wijze gereageerd op de voorspoed die later kwam, namelijk door veel te veel belastingverlagingen en andere cadeautjes uit te delen.”
Kritiek
De wereldwijde laagconjunctuur houdt volgens Don „wel lang aan onder invloed van internationale spanningen, zoals de gebeurtenissen op 11 september 2001 en de oorlogen in Afghanistan en Irak.”
Schutte noemt de positie van Nederland „met name binnen Europa relatief verslechterd.” Van der Vlies wijt dat onder andere aan de hoge salarissen in Nederland. „We zitten met onze lonen vrij hoog in de boom. Dat heeft een enorme doorwerking op de uitkeringen en dus op de overheidsuitgaven.” Ook de veeziekten die ons land troffen, hebben volgens hem veel geld gekost.
Hoewel de vorige kabinetten „de hoogconjunctuur in de VS en de EU onvoldoende hebben benut voor structurele verbeteringen, onder andere bij de overheidsfinanciën”, had de regering de recessie niet kunnen voorkomen, vindt Don. „Wel zou een zuiniger beleid, met name in 2001 en 2002, de aanpassingsproblematiek van nu hebben kunnen verkleinen.”
Van Zanden uit zich minder omwonden en levert ongezouten kritiek op minister Zalm, de man die onder paars en nu opnieuw waakt over ’s lands financiën. „Iedereen is er nu wel van overtuigd dat én de bezuinigingen van begin jaren negentig én de te optimistische politiek halverwege de jaren negentig foutief zijn geweest. Maar meneer Zalm, die daarvoor in hoge mate verantwoordelijk is geweest, maakt nu opnieuw dezelfde fout door weer heel sterk op de rem te trappen.”
Paniekerig
De internationale recessie en het feilen van paars II, zeggen Balkenende en de zijnen, nopen tot harde bezuinigingen. Ruding is het „op grote lijnen eens” met het financieel-economisch beleid van het huidige kabinet. „Ik denk dat ik ongeveer hetzelfde beleid zou hebben gevoerd.” De oud-minister beveelt het kabinet aan om lastenverzwaringen zo veel mogelijk te voorkomen. „De aandacht van het kabinet ligt nu terecht op de uitgavenkant”, beoordeelt Ruding. „Dat is vervelend, maar besparingen op de uitgaven werken niet remmend op de economie, zoals lastenverzwaring dat wel doet.”
Van Zanden doet het bezuinigingsbeleid van Balkenende II echter af als „veel te paniekerig” en „ten koste gaand van de zwakkeren in de samenleving.” „Het heeft volgens mij aan de ene kant te maken met onkunde. Balkenende gelooft nu eenmaal in slogans en heeft zijn ziel verpand aan een sluitende begroting, ongeveer vergelijkbaar met de manier waarop Colijn dat in de jaren dertig ook had. En aan de andere kant heeft het te maken met de opstelling van minister Zalm. Hij weet wel degelijk beter, maar heeft vermoedelijk ideologische redenen om deze bezuinigingen door te zetten.”
Rug recht
De aanpak van Lubbers was volgens Schutte „niet boven alle twijfel verheven.” Toch kan Balkenende wel iets van zijn voorganger leren. „Lubbers I en II hebben de rug rechtgehouden, ondanks kritiek”, zegt Van der Vlies. „Ik denk dat Balkenende dat ook moet doen.” Doorzetten, is ook het advies van Ruding. „De premier moet niet luisteren naar hen die zeggen: Uitstellen. Dat is zo’n geklets. Pappen en nathouden is asociaal, omdat de werkloosheid dan stijgt.”
Als de regering nu niet bezuinigt, leidt dat volgens Van der Vlies tot „aanvaringen met het Europese stabiliteitspact en tot toename van de staatsschuld.” Met als onvermijdelijke gevolg dat „jongere generaties straks moeten puinruimen.” Maar volgens Van Zanden zijn de nu voorliggende bezuinigingen „grotendeels niet noodzakelijk. Het Nederlandse begrotingstekort blijft ook zonder drastische ingrepen binnen de marges van het stabiliteitspact. En zelfs als die marges wel dreigen te worden overschreden, is een beter beleid denkbaar”, aldus de economisch historicus.
Zijn aanbeveling zal niet alle politici kunnen bekoren: „Als het tekort echt te groot dreigt te worden, kun je ook beperkte belastingverhogingen overwegen.”