Dierendag: Veel beesten leiden abominabel slecht bestaan
APELDOORN – Het is dierendag. Maar voordat we ons eigen feestje gaan vieren is het goed even verder te kijken dan de nationale voordeur, en dit te constateren: in tal van landen leiden dieren nog altijd een abominabel slecht bestaan.
Neem de straathonden die in veel steden en dorpen in arme landen je ’s nachts met hun geblaf en gejank uit je slaap houden. Schurftige scharminkels zijn het die, als ze niet slapen, al krabbend en schurend de dag doorbrengen. Ze leven van alles wat hun maag kan vullen, en hebben waarschijnlijk nog nooit één stukje vlees tussen de tanden gehad.
En wat te denken van al die trekezeltjes in de stoffige straten van Multan in Pakistan, van Gaza-stad of Jeruzalem. Iedere dag worden ze voor zwaarbeladen karretjes gespannen en door de straten gejaagd – of het nu plenst van de regen of zindert van de hitte. Hetzelfde lot treft de paardjes die met de tong uit hun bek voor de zoveelste keer langs komen draven, telkens een fikse vracht achter zich aan slepend.
Of bezoek eens een markt in Afrika of Azië en ga er af op het geluid van zacht gekakel. Grote kans dat je ergens een kluit kippen ondersteboven ziet hangen, aan hun poten samengebonden als was het een tros bananen. Of ze zitten opgepropt in veel te krappe kooien op de grond.
In veel van deze landen delen de dieren in het zware bestaan van hun baasjes, voor wie het alle dagen knokken is om brood op tafel te krijgen. Partij kiezen voor hun dieren? Dat doen ze iedere dag, want hun beesten zijn in déze strijd om het bestaan volstrekt onmisbaar.
Dierenleed wordt pas echt kwalijk als het voortkomt uit de behoefte aan vermaak. Neem nou Europa’s grote schande, het stierenvechten in Spanje. Terwijl wij hier in Nederland soebatten over het wel of niet onverdoofd slachten, mogen ze in Spanje rustig doorgaan met het wreed afmaken van dolgedraaide stieren in de arena. Waar publiek geniet van afgematte beesten, met bekken waar het bloed uit druipt en nekwonden bij iedere speerstoot verder worden opengereten.
Maar het kan nog subtieler en ogenschijnlijk beschaafder, dat toebrengen van dierenleed. Zo zitten in de slangenrestaurants van China geen woestelingen, maar nette gasten, die toekijken hoe de door hen uitgekozen slang levend en opgeknoopt aan een touw met een mes wordt opengereten.
Toch is er, zodra een volk welvarender wordt, hoop voor dieren. Omdat ze dan mogen gaan delen in die rijkdom. En als ze dan ook nog eens tot statussymbool worden, tot wandelende tekenen van beschaving, zijn ze helemaal goed af. En kan het zomaar gebeuren, zoals in het China van vandaag, dat er te midden van schurftige straathonden, een parmantig poedeltje achter een deftige dame tippelt.
Waarom er in een rijk land als Nederland toch een Partij voor de Dieren kon opduiken? Dat is omdat ook bij ons uiteindelijk cultuurtjes de doorslag geven als het gaat om het lot van dieren. Want wie als beest huisdier weet te worden en doordringt tot de wereld van aaibare knuffels, de ”petcultuur”, zit gebeiteld; maar blijf je als beest binnen onze eetcultuur, dan moet je vrezen.
Daar zit toch altijd nog het dubbele van dierendag, dat meer weg heeft van een gezellig verwenfeestje voor onze knuffels. Valentijnsdag met stro en brokjes, dat is het, en de eigenaren van dierenwinkels houden dat graag zo. Kinderen trouwens ook, en laten die toch vooral doorgaan met het naar school sjouwen van hun konijn.
Maar mag het er op dierendag ook iets volwassener aan toegaan? Minder knus en meer zakelijk? Zodat alle dieren onder dit jaarlijkse afdakje mogen schuilen, inclusief de beesten die niet onder de pet-, maar onze eetcultuur vallen? En dan ook: de blik de wijde wereld in. Waar dieren lijden omdat er mensen lijden. Hen aan een menswaardig bestaan helpen, daar worden ook hun beesten beter van.