„Veehouders in problemen door natuurbeleid”
BARNEVELD – Honderden intensieve veehouderijen in de omgeving van kwetsbare natuurgebieden dreigen in de problemen te komen doordat de provincies willen dat zij een vergunning aanvragen op grond van de Natuurbeschermingswet (NBW). Dat zegt adviseur Steven van Westreenen uit Barneveld.
Van Westreenen is met zijn adviesbureau gespecialiseerd in wet- en regelgeving aangaande milieu, bouw en ruimtelijke ordening in het buitengebied. Volgens hem komt het regelmatig voor dat de omgevingsvergunning die een veehouder van de gemeente heeft gekregen, niet in de pas loopt met de NBW. In zo’n geval geeft de NBW de doorslag. Dat kan betekenen dat een veehouder zijn bedrijf niet mag uitbreiden of zelfs moet inkrimpen.
Hoewel de NBW al uit 1998 dateert, waren de meeste boeren zich tot voor kort niet bewust van mogelijke gevolgen voor hun bedrijf. Volgens Van Westreenen was de overheid daar zelf ook niet helder over. „De relatie met de Europese vogel- en habitatrichtlijn was gewoon niet duidelijk.” Door een aantal uitspraken van de Raad van State is daar nu verandering in gekomen.
Probleem voor de veehouders is dat de NBW terug wil naar de ammoniakuitstoot ten tijde van de aanwijzing van een kwetsbaar gebied. Die dateert al van jaren geleden. Van Westreenen: „Het Veluwemassief is bijvoorbeeld in 2000 aangewezen en De Weerribben in Overijssel zelfs al in 1994.”
In de tussentijd zijn veel veebedrijven uitgebreid, waardoor ook de ammoniakuitstoot is toegenomen. Gemeenten konden daarvoor wel een omgevingsvergunning afgeven, omdat zij de Wet ammoniak en veehouderij uit 2002 als toetsingskader hanteren. Die wet staat uitbreiding toe voor bedrijven die verder dan 250 meter van een kwetsbaar gebied liggen. Bij de NBW ligt dat veel moeilijker.
Van Westreenen wijst erop dat elk bedrijf dat invloed heeft op een kwetsbaar gebied –en dat zijn bijvoorbeeld op de Veluwe vrijwel alle bedrijven– een NBW-vergunning moet aanvragen. Hij wil boeren nu waarschuwen, omdat de provincie Gelderland dit najaar 1500 boeren aanschrijft. „Wie zonder meer zijn bedrijfsgegevens instuurt, moet er niet vreemd van opkijken als hij in de problemen komt.”
Hij raadt veehouders aan om eerst goed in te schatten voor hoeveel dieren zij een NBW-vergunning kunnen krijgen. Vervolgens kunnen ze voor dat aantal alvast een vergunning aanvragen, ook al houden ze in werkelijkheid meer dieren. Tweede stap is dan om voor de overige dieren een beroep te doen op de zogenoemde ammoniaksalderingsbank, die in elke veehouderijprovincie wordt opgezet. Het is de bedoeling dat in deze potjes de toegestane ammoniakuitstoot van beëindigde bedrijven wordt verzameld.
De adviseur benadrukt dat het belangrijk is dat veehouders hun zaakjes goed voor elkaar hebben. „Het ministerie van Landbouw heeft al laten weten dat boeren die niet de vereiste NBW-vergunning hebben, gekort kunnen worden op hun Europese toeslagrechten. En ook banken worden kritischer: zonder NBW-vergunning krijgt een veehouder geen krediet meer.”
Van Westreenen wijst erop dat provincies ook nog eens op een verschillende manier met de NBW omgaan. Dat kan leiden tot bizarre situaties voor boeren in een grensstreek. „Ik ken een veehouder die van Gelderland wel een vergunning kreeg maar van Overijssel niet.”
Extra zuur is dat veehouders vaak hebben geïnvesteerd om een beter welzijn van de dieren te kunnen bekostigen, bijvoorbeeld de ombouw van legbatterij naar scharrelstal.