Muziek

Goud voor „eenvoudige jongen” Sander van Marion

Sander van Marion kreeg zaterdagmiddag 29 september in Scheveningen goud. Voor de derde keer werd de eigenzinnige organist door Parijs onderscheiden voor zijn verdienste voor de Franse orgelcultuur. „Heel bijzonder dat ik als eenvoudige jongen dit krijg.”

29 September 2012 21:14Gewijzigd op 14 November 2020 23:27
Sander van Marion in de Bethelkerk in Scheveningen. Foto Sjaak Verboom
Sander van Marion in de Bethelkerk in Scheveningen. Foto Sjaak Verboom

Nee, hij kan niet bogen op integrale uitvoeringen op cd van de orgelwerken van Guilmant, Widor of Franck. „Ik heb nooit, zoals Ben van Oosten of Herman van Vliet, een label gehad waarop ik dat kon doen.” Door de tijd heen speelde hij wel vrijwel alles van deze Franse componisten. „Helemaal weg ben ik van Guilmant en Franck.” En Vierne? „Van die muziek heb ik nooit gehouden.”

De Scheveningse organist, die maandag 74 werd, is er de man ook niet naar om integrale uitvoeringen op te nemen. „Al heel vroeg in mijn concertpraktijk ben ik met thema’s gaan werken, een rode draad door het programma. Rond de familie Bach, bijvoorbeeld. Of ”Over de schouders van Bach en Händel”. Ik vond het zo raar dat je in concertprogramma’s nogal eens tegenkomt dat er zomaar een sprong gemaakt wordt van Sweelinck naar Guilmant. Alsof er niets tussen zit. Je moet de luisteraar meenemen door de muziek­geschiedenis.”

En zo werkte Van Marion de jaren door ook met het thema ”Tour de France”, waarmee hij zowel in Nederland en Europa als in de Verenigde Staten en Canada concerten gaf. „Ik wilde de mensen een muzikale reis laten maken van de Franse barok tot en met de romantiek.”

Dat is ook wat hij zaterdagmiddag deed tijdens het feestelijk concert in de Scheveningse H. Antonius Abt ter gelegenheid van de uitreiking van de Médaille d’Or van de Parijse Société Académique ”Arts, Sciences et Lettres”. Van Marion, vooraf: „Ik begin met de 17e-eeuwer Couperin. Via Balbastre, die de Franse Revolutie meemaakte, kom ik bij de periode van de orgelbouwer Cavaillé-Coll. Daar horen componisten als Lefébure-Wély, Franck, Widor en Guilmant bij. Speciaal voor de kinderen speel ik vervolgens een stukje uit ”Le Carnaval des Animaux” van Saint-Saëns. Sluitstuk is de Toccata van Théodore Dubois. Nee, daar haal ik m’n neus niet voor op. Hij was in zijn tijd wel de directeur van het Parijse conservatorium. Als mensen lelijk willen doen over Dubois, moeten ze eerst maar eens al zijn muziek gaan spelen.”

Helemaal aan het eind van het concert ging Van Marion –hoe kan het ook anders– improviseren. Eigenzinnig, speels, ludiek. Twee Franse volksliedjes klonken door elkaar heen. „Dat is het leukste wat er is voor een organist. Spelen met de registers van het orgel, spelen met twee melodietjes, net zo lang proberen tot je ze helemaal door elkaar heen kunt vlechten. Ja, daar zit ik wel even op te oefenen.”

Geluk

Hij is er beduusd van dat hij nu voor de derde keer voor zijn inzet voor de Franse orgelmuziek wordt beloond. „Herman van Vliet, díé heeft goud verdiend. Ben van Oosten kreeg eerder deze onderscheiding. Zeer terecht. Maar verder zou ik het in Nederland niet weten. Dat ik, eenvoudige jongen, haar nu krijg, is heel bijzonder.”

„Ik heb geluk gehad”, zegt Van Marion. „Ik ben niet zo talentvol. Ik moet er hard voor werken. Mijn overleden vriend Addie de Jong uit Rotterdam kon een symfonie van Widor zo van blad wegspelen. Dat lukt mij niet. Ik kan niet zo lang achter elkaar studeren, waardoor ik een hele tijd met zo’n stuk bezig ben.”

Maar het gaat niet alleen om talent, het gaat er ook om dat je een goed netwerk hebt en de kansen grijpt die je krijgt, heeft Van Marion ervaren. „In 1975 gingen we met het Katwijkse mannenkoor voor het eerst naar de Verenigde Staten en Canada. Mijn vriend Klaas Jan Mulder als organist, ik als dirigent. We maakten een tour langs onder andere New York, Washing­ton en Toronto. In een van die grote muziekzalen liet ik vallen dat ik er ook wel eens een orgelconcert zou willen geven. Geen probleem, was het antwoord. In 1978 ben ik teruggegaan. Iemand wist te regelen dat ik ook kon concerteren op het mega­orgel in het enorme warenhuis van John Wanamaker in Philiadelphia. Dat instrument heeft 6 klavieren en 700 registers, schitterend! Toen ik in 1981 weer naar de VS ging, kon ik al een reeks van twintig concerten geven. Sindsdien ben ik er tot 2006 bijna jaarlijks terug geweest.”

Van Marion neemt met zijn lichtvoetige en frivole manier van spelen een eigen plaats in in de orgelwereld. Toen hij op z’n 18e in Friesland z’n eerste concert gaf, was het midden jaren 50. De tijd van Feike Asma, Piet van Egmond en Simon C. Jansen. De vergelijking tussen de eigenzinnige Van Egmond en Van Marion is vaak gemaakt. Maar de laatste ziet dat verband niet. „Met Van Egmond heb ik nooit contact gehad. Wel met Asma. Als ik in de lutherse kerk in Den Haag wilde oefenen voor de bijzondere diensten die ik daar speelde, moest ik dat aan Asma vragen.” Ook met Jansen onder­hield Van Marion contact. „Die zei een keer tegen me: „Bij alle verschil hebben we dit gemeen: we spelen allebei leggièro.”” Van Marion doet voor wat dat is. „Bij leggièro speel je iets los met je vingers. Niet staccato, maar ook niet legato. Een lichte aanslag, waardoor je een sprankelende klank krijgt. Dat heb ik overigens van Wim van Beek, die destijds aan het Haagse conservatorium lesgaf, geleerd.”

Door zijn manier van spelen en door zijn registratiekeuze wil Van Marion het orgel toegankelijk maken. „Vaak vinden mensen orgel­muziek zo zwaar klinken. Dat hoeft helemaal niet. Als je op het grootste kerkorgel ter wereld, in de dom van Passau, speelt, moet je niet alle registers opentrekken. Dan krijg je een grote brij. Ik vind het juist leuk om op zo’n instrument te zoeken naar hoe de afzonderlijke registers klinken: een achtvoet en een tweevoet, de verschillende trompetjes, het klokken­spel vanuit het plafond. Een Duitse recensent schreef na een concert van mij dat hij het orgel nog nooit zo had gehoord. Mooi toch?”

Hoogtepunt

Intussen is Van Marion aan het afbouwen. Met dirigeren stopte hij al in 2006, bij zijn gouden jubileum als toonkunstenaar. Volgend jaar wordt hij 75. Een mooi moment om ook achter zijn organistencarrière een punt te zetten, vindt hij. „Je moet op het hoogtepunt stoppen.”

Hoe hij zou willen afsluiten? „Ik wil nog proberen een keer naar de VS en Canada te gaan. In Nederland heb ik nog het jaarlijkse kerstconcert in de lutherse kerk in Den Haag en het nieuwjaars­concert met pianist Daniel Wayenberg in de Rotterdamse Laurenskerk. Of ik daarnaast iets op mijn verlanglijstje heb? Ik heb Passau gehad, ik ben in Berlijn geweest, ik concerteerde op het oudste orgel ter wereld in Sion, ik speelde in Toulouse, Toledo, Bologna. Ik zou het niet weten.”


Goud

Voor de derde keer krijgt Sander van Marion een onderscheiding van de Société Académique ”Arts, Sciences et Lettres” in Parijs voor zijn verdiensten voor de Franse orgelcultuur. In 1996 ontving hij de Médaille d’Argent (zilver), in 2003 de Médaille de Vermeil (verguld zilver). Vanmiddag wordt hem in de Heilige Antonius Abtkerk in Scheveningen goud uitgereikt: de Médaille d’Or.

In Nederland kreeg de organist eerder de benoeming tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau en de stadspenning van de gemeente Den Haag.

Van Marion was tot 2006 dirigent van verschillende mannenkoren en oratoriumverenigingen. Hij is organist van de Bethelkerk in Scheveningen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer