Analyse: Lijden Syrische volk nog lang niet voorbij
DAMASCUS/NEW YORK – Hij heeft „een paar ideeën, maar nog geen plan.” VN-gezant Brahimi ziet niet direct een oplossing voor het conflict in Syrië. En hij is bepaald niet de enige. Het lijden van het Syrische volk is nog lang niet voorbij.
Het was een tamelijk ondankbare taak die Lakhdar Brahimi begin deze maand op zich nam. De Algerijn volgde Kofi Annan op als speciaal VN-gezant voor Syrië. Annan wist na maandenlange bemiddeling geen doorbraak te forceren in het steeds bloediger wordende conflict.
Dat lag natuurlijk niet zozeer aan de diplomatieke kwaliteiten van de oud-secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Het regime van de Syrische president Bashar al-Assad is niet van zins de macht uit handen te geven. En de opstandelingen –variërend van terreurgroepen tot het Vrije Syrische Leger– zijn niet van plan de strijd op te geven, zeker nu ze, na eerdere tegenslagen, weer terrein lijken te winnen.
De trieste balans van deze voortdurende impasse zijn 20.000 doden en een kwart miljoen vluchtelingen, volgens schattingen van de Verenigde Naties. Om nog maar niet te spreken over marteling en andere wreedheden die door beide partijen in het conflict worden begaan.
Aan Lakhdar Brahimi de taak om deze geweldsspiraal te doorbreken. „Bijna onmogelijk”, zei de VN-gezant al bij zijn aantreden. De vraag is of er in de kwalificatie ”bijna” nog enige ruimte zit die uitzicht op vrede in Syrië biedt.
Als die ruimte er al is, ligt die volgens Brahimi in eensgezind internationaal optreden. Dat heeft de VN-gezant bij het rechte eind. Binnen de VN-Veiligheidsraad blokkeren China en Rusland al anderhalf jaar elke actie die tegen het Syrische regime is gericht. Inmiddels zijn daardoor drie door het Westen gesteunde resoluties, die het optreden van Assad bekritiseerden en tot sancties opriepen, gestrand. Moskou en Peking zijn sinds jaar en dag bondgenoot van Damascus.
Brahimi schetste maandag voor de vijftien leden van de Veiligheidsraad een uiterst somber beeld van de situatie in Syrië. Alle leden spraken hun steun voor de VN-gezant uit. Maar Brahimi voegde de raad enigszins gefrustreerd toe: „Jullie zeggen allemaal dat jullie mij individueel steunen; waarom steunen jullie mij niet collectief? Dat zou toch niet zo moeilijk moeten zijn?”
Zo moeilijk is het kennelijk wel, want China en Rusland zijn vooralsnog niet bereid Assad en de zijnen te laten vallen. Het is trouwens nog maar de vraag of met het vertrek van het regime de problemen in Syrië zijn opgelost. Dat hebben de revoluties in landen als Egypte en Libië inmiddels wel laten zien.
Bovendien steekt het etnische en religieuze landschap van Syrië dusdanig ingewikkeld in elkaar dat een machtswisseling vrijwel onvermijdelijk meer chaos en geweld mee zal brengen – niet in de laatste plaats voor de kleine christelijke minderheid in het land.
Vooralsnog lijkt voortzetting van het bloedige geweld het lot van de Syrische bevolking.
Tot nu toe heeft Bashar al-Assad nog niet zijn gehele vuurkracht tegen de opstandelingen ingezet. De vrees bestaat echter dat het Syrische regime met bruut geweld de opstand de kop in zal drukken zodra de aandacht van de gebeurtenissen in Syrië wordt afgeleid. Nu al is sprake van een zekere mediamoeheid.
Mocht er een nieuwe brandhaard in het Midden-Oosten worden ontstoken –bijvoorbeeld door een oorlog met Iran– dan zal de aandacht voor Syrië vermoedelijk tot een minimum worden beperkt. Dat zou Assad en de zijnen een vrijbrief geven om met de opstand af te rekenen. Al dan niet met de inzet van chemische wapens. Het lijden van het Syrische volk is nog lang niet voorbij.