„Koopzondag moet gericht zijn op toerist”
DEN HAAG – De band tussen extra koopzondagen en toerisme mag niet worden doorgeknipt. Gemeenten die dat doen, handelen onwettig.
Dat betoogde advocaat Rudolf van Binsbergen van Advocatenkantoor Wille Donker vrijdagmorgen voor de Haagse rechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Hij trad daar op namens de landelijke Stichting tegen Verruiming Zondagopenstelling, plaatselijke winkeliers en sympathisanten, in een poging een besluit te vernietigen van de Zoetermeerse gemeenteraad om een wekelijkse koopzondag in te voeren.
Het is voor het eerst dat de bestuursrechter van het CBb (sinds 2011 dé instantie voor koopzondagbezwaren) zich in een bodemprocedure buigt over de Winkeltijdenwet, sinds deze vorig jaar werd aangescherpt.
De rechter zal vooral de vraag moeten beantwoorden of gemeenten die een toeristische trekpleister op hun grondgebied hebben, daarmee ook (in plaats van de maximaal twaalf koopzondagen die normaal gesproken zijn toegestaan) direct een wekelijkse koopzondag mogen invoeren in de gehele gemeente.
Volgens de gemeente Zoetermeer is enkel de aanwezigheid van zo’n trekpleister daarvoor voldoende. En eerder bepaalde een voorzieningenrechter van de rechtbank in Amsterdam al dat toeristische gemeenten niet verplicht zijn zich qua winkelopenstelling „te beperken” tot alleen het toeristische gebied.
Volgens Van Binsbergen blijkt echter uit zowel de wettekst als de parlementaire geschiedenis dat de extra zondagsopenstelling die de Winkeltijdenwet toeristische gemeenten biedt maar één doel heeft, namelijk „het faciliteren van toeristen en tegemoetkomen aan hún koopbehoefte.”
Volgens de advocaat is de aanwezigheid van toerisme daarmee wel een noodzakelijke, maar nog geen voldoende voorwaarde om extra koopzondagen te kunnen toepassen. Hij benadrukte dat ook voormalig minister Van der Hoeven (CDA) in de memorie van toelichting bij de huidige aangescherpte wet stelt dat „de winkelopenstelling geen doel is op zichzelf, maar slechts een middel het autonome toerisme in de gemeente te ondersteunen.” Van Binsbergen: „Dan denk ik aan winkeltjes in Zaandam, historische kernen van grote steden en het Openluchtmuseum. Niet aan het stadshart in Zoetermeer.”
Volgens de advocaat is in Zoetermeer vooral getracht het probleem op te lossen dat inwoners hun boodschappen op zondag in omliggende gemeenten deden. „Vanuit welke hoek je de zaak ook bekijkt, de winkelopenstelling heeft er niets te maken met het op de gemeente gerichte toerisme. Op dat punt is er een enorme blinde vlek.” Hij haalde ook een deze week verschenen onderzoek aan van TNS NIPO, waaruit blijkt „dat bezoekers van SnowWorld en Dutch Water Dreams, de grootste en meest onderscheidende toeristische attracties in Zoetermeer, helemaal geen behoefte hebben aan winkelen.”
De uitspraak van de rechter –naar verwachting in november– kan via jurisprudentie grote gevolgen hebben voor koopzondagen in andere gemeenten. Onduidelijk is echter wat een eventueel nieuw kabinet van VVD en PvdA van plan is met de Winkeltijdenwet. Beide partijen bepleiten een ruimer koopzondagenbeleid.