Historie biedt VVD en PvdA weinig hoop
DEN HAAG – VVD en PvdA zijn vandaag begonnen aan de informatiebesprekingen voor een nieuw kabinet. Beide partijen zijn geesteskinderen van de verlichting en hebben een gedeelde politieke wortel. Maar samen een coalitie vormen, is ze nog nooit gelukt.
Socialisme en liberalisme spruiten allebei voort uit de verlichtingsfilosofie en de Franse Revolutie. „Voor socialisten stonden Verlichting en Revolutie gelijk aan het ochtendgloren van de aanbrekende dag”, schreef de Leidse hoogleraar rechtsfilosofie dr. A. A. M. Kinneging in 2000 in ”Philosophia Reformatie”, „voor liberalen aan het doorbreken van de middagzon.”
Voor de eerstgenoemden gingen verlichting en revolutie niet ver genoeg. „De strijd was in hun visie nog niet gestreden.” Voor de liberalen daarentegen brachten verlichting en revolutie „respectievelijk de ontdekking en de eerste toepassing van de enig juiste staatkundige en maatschappelijke beginselen. Wat nog resteerde te doen, was de werkelijkheid geheel in overeenstemming te brengen met het concept, maar dan was het werk ook gedaan.”
Of, zoals informateur en oud-PvdA-leider Bos het ooit heeft gezegd: „Links wil de hele wereld verbeteren, terwijl rechts vindt dat het in grote lijnen allemaal prima is geregeld en dat er slechts hier en daar wat moet worden bijgestuurd.”
Behalve hun gezamenlijke oorsprong in het gedachtegoed van de verlichting, delen VVD en PvdA een politieke wortel: de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB).
De PvdA is in 1946 opgericht als voorzetting van de SDAP, de CDU en de VDB. In de nieuwe doorbraakpartij moest ook ruimte zijn voor liberale ideeën.
Enkele oud-leden van de VDB, verenigd in het comité-Oud, vonden echter dat de liberalen te weinig ruimte kregen in de PvdA. Daarom stapten ze uit die partij en richtten ze in 1948, samen met de mensen van de Partij van de Vrijheid, de VVD op. De vrijzinnig democraat en ex-PvdA’er Oud werd de eerste partijvoorzitter en fractieleider van de VVD.
VVD en PvdA lagen rond 1948 nog relatief dicht bij elkaar. Ze maakten allebei deel uit van de kabinetten-Drees I en II (1948-1952). Daarna groeiden beide partijen uit elkaar en duurde het tot 1994 voordat ze weer allebei in één coalitie zaten.
De liberalen en de sociaaldemocraten hebben nog nooit met z’n tweeën een kabinet gevormd. In 1977, 1982, 1986 en 1998 haalden ze samen voldoende zetels voor een Kamermeerderheid. In de drie eerstgenoemde jaren werd er echter een kabinet van andere samenstelling gevormd. In 1998 betrokken VVD en PvdA bewust D66 erbij, ook al was die partij boventallig.
Formatiepogingen waarbij PvdA én VVD waren betrokken, verliepen daarnaast vrijwel nooit makkelijk. In 1994 leek de formatie van het eerste paarse kabinet op een mislukking uit te draaien. Pas na een unieke zet van de koningin –ze liet PvdA’er Kok de financiële en sociaaleconomische paragraaf van een regeringsprogramma schrijven, waarbij andere partijen zich dan konden aansluiten– werden VVD en PvdA het eens om met D66 een kabinet te vormen.
En de laatste keer dat VVD en PvdA (met GroenLinks en D66 erbij) om de tafel zaten, in 2010, brak VVD-leider Rutte na twee weken onderhandelen het overleg af. Hij kon het met de PvdA niet eens worden over de hoogte en de invulling van de bezuinigingen.
In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst, luidt de bekende disclaimer bij financiële producten. En wat niet is, kan nog komen. Maar de historie voedt wel de verwachting dat de onderhandelaars van VVD en PvdA, ondanks hun gezamenlijke oorsprong, een pittige periode tegemoet zullen gaan.