Grafschrift boven een stille oceaan
Raul Zurita, van wie gezegd wordt dat hij de grootste levende dichter in Chili is, heeft een drie jaar durende stilte doorbroken met de bundel ”INRI”, een lyrisch getuigenis ter gelegenheid van de 30e verjaardag van 11 september 1973. Op die dag greep Augusto Pinochet de macht, het begin van een nachtmerrie waaraan pas in 1990 een einde kwam. INRI is een poging om een land te confronteren en te verzoenen met de pijn van dertig jaar dictatuur.
Het werk van Zurita, die in 2000 nog de nationale literatuurprijs kreeg, valt nog het best onder de noemer non-conformistisch onder te brengen. Onder het militaire regime ontpopte hij zich als een van de zeldzame Chilenen die durfden te protesteren en aan te klagen. Op het eind van de jaren zeventig verwierf hij de status van verschoppeling door, bij wijze van performance, zijn gezicht te verbranden met zuur op de drempel van het museum voor Schone Kunsten in Santiago. Zijn continue aanklacht stamt uit eigen ervaring; tijdens de korte periode dat hij als politieke gevangene zat opgesloten, werd hij gemarteld.
Zurita’s poëzie gaat over wereldse zaken, maar heeft niks weg van een pamflet. Zijn gedichten schieten vaak weg in de mystiek en hij hanteert bij voorkeur de psalm, elegie of beurtgezang als vorm. Zijn nieuwe bundel INRI (de koninklijke initialen boven de gekruisigde Christus) zet die traditie voort. „INRI is de inscriptie van de passie van het lijden, maar bovenal de voorbode van de verrijzenis”, verklaarde de dichter aan de krant La Nación.
Chili vormt een apocalyptisch landschap door de bundel heen. Het land en de zee zijn bezaaid met de lichamen van de duizenden die ’verdwenen’ onder de dictatuur.
In het gedicht ”De zee” omschrijft de dichter de vermisten als „verbazingwekkend aas” dat uitgestrooid wordt over de zee - een verwijzing naar de gangbare praktijk om vermeende politieke tegenstanders een zeemansgraf te bezorgen met behulp van helikopters. „Ik hoor draaikolken van vissen het paarse vlees van het verbazingwekkende aas verorberen… met honderden woorden die nooit uitgesproken zullen worden.”
INRI roept de angst van een natie op die net ontwaakt is uit een droom. Twee jaar geleden bevestigden militairen de horrorverhalen die voor de meeste Chilenen slechts boze geruchten waren. Volgens het rapport van de Waarheids- en Verzoeningscommissie uit 1991 zijn 3000 Chilenen vermoord onder de dictatuur, van wie zo’n 1200 via zogenaamde verdwijningen. Tot het eind van de jaren 90 hield het leger vol dat het niets wist over het lot van de vermisten. Pas in 1999, nadat de militairen instemden met een ”dialoogpanel” met de advocaten van de nabestaanden, klapten de voormalige beulen uit de school. In januari 2001 gaven het leger, de zeemacht, de luchtmacht en de politie toe dat de lichamen van heel wat politieke gevangenen uit helikopters gedropt werden boven de Stille Oceaan.
Zurita verbrak zijn stilte naar eigen zeggen om een „begrafenis” van woorden te leveren voor de slachtoffers die kransen noch bloemen kregen. „Chili is een land dat zich pas nu bewust wordt van de enorme pijn die veroorzaakt werd. Het is een proces dat erg diep zal gaan”, voorspelt de dichter. „Het enige wat de poëzie kan doen, is ons leren om nog eens te kijken naar de landschappen waarin de restanten van de vermisten schuilen. Misschien dat de lichamen echt begraven worden als we met andere ogen kijken.”
In de afgelopen dagen zijn de Chilenen overstelpt met televisieprogramma’s over de mensenrechtenschendingen van de dictatuur. Sommigen analisten waarschuwen voor oververzadiging, anderen spreken van een normale reactie na jaren van gedwongen stilte - zoals ook de gedichten van Zurita.
Sommige documentaires over de coup en zijn gevolgen bereikten een score van 40 punten in het meetsysteem voor kijkcijfers. Dat betekent dat de uitzending op 480.000 televisietoestellen werd gevolgd. Ter vergelijking, de bestseller ”Het klauwen van de poema” -een boek over mensenrechtenschendingen van journalist Patricia Verdugo- ging slechts 150.000 keer over de toonbank.
Ook omroepen die tot voor kort in alle talen zwegen over de naar schatting 3000 politieke moorden en ontvoeringen onder het regime van Augusto Pinochet hebben zich op mensenrechtenthema’s gestort. De reportagemakers nemen geen blad meer voor de mond. Termen als „vermoedelijke slachtoffers van ontvoering” of „vermeende slachtoffers van marteling worden niet meer gebruikt, alsook de stelling dat de aanklachten tegen de dictatuur een fabricatie zijn van het „internationale communisme.”
Douglas Hubner, voorzitter van de journalistenbond van Santiago, denkt dat er nu genoeg jaren zijn voorbijgegaan om de Chileense samenleving „een realistisch beeld te geven van de gebeurtenissen die zo belangrijk waren voor de geschiedenis van het land.” „Dit land bereikt stilaan de mediavrijheid die nodig is om de hele waarheid aan het licht te brengen.”
Pinochet krijgt net als alle andere Chilenen de ene documentaire na de andere voorgeschoteld over de gruwel van zijn regime. Maria Elena Gronemeyer van de journalistenschool aan de katholieke universiteit van Santiago waarschuwt voor oververzadiging: „De media moeten creatief blijven en zich afvragen hoeveel informatie een mens kan verwerken, zelfs over een belangrijk onderwerp als de coup.
Televisiereporter Santiago Pavlovic vindt de berichtgeving eveneens „excessief”, maar wijst op het belang voor de jongere generaties. „Zestig procent van de Chilenen is jonger dan dertig. Deze generatie heeft de coup niet meegemaakt. Deze oververzadiging compenseert 17 jaar van stilte ten tijde van de dictatuur, toen je maar één stem kon horen.
Dit is het laatste deel in een drieluik over de andere 11e september: de gebeurtenissen rond de militaire coup in Chili op 11 september 1973.