Fiscale wetsvoorstellen onder de loep (I)
Het zijn interessante politieke tijden. De val van het kabinet-Rutte en de verkiezingen van 12 september hebben ervoor gezorgd dat een aantal wetsvoorstellen uit het op Prinsjesdag gepresenteerde Belastingplan 2013 mogelijk nog niet definitief is.
Een van die wetsvoorstellen betreft de beperking van de hypotheekrenteaftrek. De Wet herziening fiscale behandeling eigen woning voorziet in een aantal maatregelen.
Allereerst is de rente op leningen ter financiering van een eigen woning (de zogenoemde eigenwoningschuld) die op of na 1 januari 2013 worden aangegaan, alleen nog aftrekbaar in de aangifte inkomstenbelasting als de lening in maximaal 360 maanden (dertig jaar) volgens een annuïtair aflossingsschema wordt afgelost. Het gaat daarbij om volledige aflossing. Verhuist de belastingplichtige, dan geldt dat het aflossingsschema van de eigenwoningschuld van de oude woning moet worden voortgezet bij de financiering van de nieuw woning. Slechts voor zover de nieuwe lening de oude overtreft, geldt een nieuwe termijn van dertig jaar. De maatregel lijkt dan ook voorlopig beperkt te zijn. Zo blijven voor het oversluiten van bestaande leningen (ongeacht of sprake is van verhuizing) de oude regels gelden.
Wordt er op een lening (of een deel daarvan) te weinig of niet afgelost –waardoor de omvang van de lening hoger ligt dan volgens het aflossingsschema is toegestaan– dan wordt de lening niet langer aangemerkt als eigenwoningschuld. Omdat alleen de rente ter zake van de eigenwoningschuld aftrekbaar is, zal in een dergelijke situatie de betaalde rente niet meer aftrekbaar zijn. Er gelden uitzonderingen wanneer de belastingplichtige onvoldoende betalingscapaciteit heeft of de aflossingsachterstand wordt ingehaald.
Voor bestaande leningen wordt daarnaast overgangsrecht ingevoerd op basis waarvan wordt bepaald of een lening wordt aangemerkt als een bestaande lening, waarvoor de oude regels nog gelden, of nieuwe lening, waarvoor de nieuwe regels gaan gelden. Als er in 2012 een eigen woning is verkocht, en pas in 2013 een nieuwe eigen woning is aangekocht, gelden de oude regels ten aanzien van de (voortgezette) oude eigenwoningschuld. Hetzelfde geldt voor leningen die feitelijk pas ontstaan na 1 januari 2013, maar waarvoor vóór 31 december 2012 al een overeenkomst tot koop of koopaanneming van een eigen woning is gesloten.
Voor op of na 1 januari 2013 afgesloten kapitaalverzekeringen eigen woning, beleggingsrechten eigen woning en spaarrekeningen eigen woning (KEW’s) wordt de vrijstelling in box 1 van de inkomstenbelasting afgeschaft.
Een ander plan betreft de vereenvoudiging van de aftrek van scholingsuitgaven. Die uitgaven kunnen onder voorwaarden als persoonsgebonden aftrek worden opgevoerd in de aangifte inkomstenbelasting. Met een pakket aan maatregelen wordt voorgesteld om de aftrek van scholingsuitgaven per 1 januari 2013 eenvoudiger en transparanter te maken. Zo wordt de aftrek onder meer beperkt tot de uitgaven voor les-, cursus-, college- en examengeld of promotiekosten en door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leer- en zogenaamde beschermingsmiddelen. Dit moet de discussies over de vraag welke kosten aftrekbaar zijn, enigszins inperken.
De bestaande complexe afwijkende regeling voor belastingplichtigen met recht op studiefinanciering –de zogenoemde normbedragensystematiek– komt te vervallen. Deze studenten krijgen ook recht op aftrek van scholingsuitgaven. Scholingsuitgaven komen niet voor aftrek in aanmerking als er voor de opleiding of studie aan de student een prestatiebeurs is toegekend.
De zogenoemde standaardstudieperiode wordt beter uitvoerbaar en controleerbaar door de betreffende periode aaneengesloten te maken. Tot nu toe is deze periode zestien kalenderkwartalen die de belastingplichtige zelf mag aanwijzen. De aaneengesloten periode is maximaal vijf jaar. Het plafond van de aftrek (15.000 euro) wordt afgeschaft. Ook vervalt de minimumleeftijd van 18 jaar voor het gebruik van de eenmalig te benutten standaardstudieperiode.
Om een besparing op de collectieve zorguitgaven te bereiken, wordt het basispakket in de zorg versoberd. Bepaalde zorgkosten vallen hierdoor niet meer onder de verzekerde zorg.
Om te voorkomen dat deze niet verzekerde zorguitgaven vervolgens fiscaal aftrekbaar zijn, en de besparing dus slechts maar deels werkt, worden enkele aanvullende aftrekbeperkingen binnen de aftrek uitgaven voor specifieke zorgkosten voorgesteld. Dus indien uitgaven als gevolg van wijzigingen binnen het basispakket aftrekbaar zouden worden als uitgaven voor specifieke zorgkosten, worden deze uitgaven van aftrek uitgesloten. Het gaat dan met name om fertiliteitsbehandelingen, bepaalde hulpmiddelen voor de mobiliteit (bijvoorbeeld de rollator) en eigen bijdragen die krachtens de Zorgverzekeringswet verschuldigd zijn (bijvoorbeeld voor het verblijf in een instelling voor medisch-specialistische zorg en een eigen bijdrage voor hoortoestellen).
De auteur is werkzaam in de belastingadviespraktijk van PwC. Dit is de eerste van twee bijdragen over de op Prinsjesdag gepresenteerde fiscale maatregelen. Over twee weken deel 2.