Gegrepen door Jesaja
Al tijdens haar studie theologie, in Utrecht, werd ze „gegrepen door Jesaja.” Ze overwoog zelfs een proefschrift aan het boek van deze profeet te wijden. „Eigenlijk is Jesaja me altijd bezig blijven houden”, zegt drs. M. A. Buitink-Heijblom. Voor de commentarenreeks De Brug nam ze het deel over Jesaja voor haar rekening.
Een „klik” was er, zegt Buitink-Heijblom (48). „Of hoe noemen jongelui dat? Een klik, ja. Het boek Jesaja kwam op me af, zó dat ik het niet meer naast me neer kon leggen. Er was iets dat me enorm aansprak, dat me raakte.”
Wat was dat?
„Misschien de buitengewone diepgang van het boek. Hoe meer je je erin verdiept, hoe meer je daarvan gaat zien. Ook bij heel bekende gedeelten, zoals Jesaja 53, vraag ik me wel eens af: Horen wij, kerkmensen, nog wel wat hier staat? Jesaja 53 bijvoorbeeld is niet zomaar –hoe zeg je dat– een mooi gedeelte, iets dat hoort bij de ‘sfeer’ van de lijdenstijd. Er worden hier harde woorden gebruikt: Hij was verácht. Het is een bijzonder ernstig gedeelte.”
Deuterojesaja
Vanzelfsprekend vond de Edese oudtestamentica, echtgenote van de hersteld hervormde emeritus predikant ds. H. Buitink, het niet dat de redactieraad van De Brug haar, „ergens eind jaren negentig”, aanzocht een commentaar op Jesaja te schrijven. „Ik heb toen heel duidelijk gezegd hoe ik erin sta, juist waar het gaat om de resultaten van het moderne Bijbelonderzoek. Dat wisten ze, zeiden ze, maar dat was geen bezwaar. Integendeel.”
Een van de zaken die Buitink- Heijblom in haar commentaar onder kritiek stelt, is dat het boek Jesaja is geschreven door ten minste twee, of drie auteurs – Deuterojesaja, Tritojesaja.
Wat veel oudtestamentisch onderzoekers toch wel als een feit beschouwen.
„Inderdaad: theorieën als deze worden gepresenteerd als feiten. Maar ze kunnen niet hard worden gemaakt.
Heel simpel, in Jesaja 1:1 lees ik: „Het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz…” In het hele boek Jesaja kom je vervolgens geen enkele aanduiding tegen dat iemand anders verder is gaan schrijven.
Maar er zijn veel meer argumenten om dit boek als een eenheid te zien. Een uitdrukking als „de heilige Israëls” kom je in heel Jesaja tegen; elders in de Bijbel vrijwel niet. Of neem het zogenoemde voorzeggingsbewijs: Jesaja 41:21-29. Als we die passage serieus nemen, dan staat hier met zoveel woorden dat de HEERE dingen uit de verre toekomst bekend kan maken. Wat een heel Bijbelse notie is: ware profeten onderscheidden zich van valse doordat wat zij zeiden ook werkelijk uitkwam.
Ook uit de in Qumran gevonden rollen van Jesaja blijkt dat dit destijds als een eenheid werd gezien. Nog belangrijker: in het Nieuwe Testament wordt op verschillende plaatsen een tekst uit het ‘tweede’ deel van Jesaja aangehaald met de vermelding dat die tekst afkomstig is van de profeet. In mijn commentaar ga ik er daarom van uit dat alle 66 hoofdstukken van dit boek moeten worden toegeschreven aan Jesaja, de zoon van Amoz.”
Hoe groot is de kring oudtestamentici die uw opvattingen als het hierover gaat, deelt?
„Ik vrees dat ik een eenling ben. En ergens kan ik het ook wel weer begrijpen. In vrijwel alle opleidingen wordt het zo gedoceerd, en studenten krijgen dit als bagage mee – naar de pastorie. Toch blijf ik zeggen dat het hier om vooronderstellingen gaat, menselijke vooronderstellingen.”
Hoe zou u de kern van het boek Jesaja willen omschrijven?
„Dan kom ik uit bij de naam Jesaja: de HEERE redt, op alle terreinen van het leven. Dat is de kern. Als men, om welke reden dan ook, benauwd is, bijvoorbeeld als er 185.000 Assyrische soldaten voor de poorten van Jeruzalem liggen: de HEERE redt. Dat komt steeds terug. Ondanks de zonden van het volk, een element dat óók steeds terugkeert.”
U onderscheidt vier „liederen over de Knecht des HEEREN”…
„…Ook zo’n discussiepunt. Ik kies inderdaad voor vier liederen: in hoofdstuk 42, 49, 50 en 53.”
…waarmee volgens u de Heere Jezus wordt bedoeld. Hoe hard is dat te maken? Joodse exegeten oordelen anders.
„Mijn insteek is hier: Filippus en de kamerling, Handelingen 8:34. „Van wie zegt de profeet dit?” Ik kan dit niet anders lezen dan vanuit het Nieuwe Testament. En dan liggen er zulke prachtige lijnen, is er zo’n mooie ontwikkeling. Eerst hoofdstuk 42. De Knecht heeft dan nog iets glorieus, iets van een Koning. In hoofdstuk 49 komt daar al iets anders tussen. In hoofdstuk 50 gaat dat nog verder, als daar al sprake is van lijden. En dan hoofdstuk 53: daar stáát wat! Veracht, geen gedaante noch heerlijkheid, een Man van smarten. Dat was Hij voor de mensen toen – en als ik in die tijd had geleefd, had ik geen steek anders gereageerd.
En dan aan de andere kant de verwondering: Hij – voor ons. Denk ook maar aan Immanuël: God met ons. Door die Knecht, door dat Kind, redt de HEERE.”
Brug naar heden
Een belangrijk kenmerk van de commentaarserie De Brug is dat er voortdurend lijnen worden getrokken naar de eenentwintigste eeuw. Zo schrijft Buitink-Heijblom bij Jesaja 5, waar gesproken wordt over een wijngaard: „Het beeld van de wijngaard verwijst niet alleen naar het volk Israël maar ook naar de nieuwtestamentische gemeenschap van gelovigen. De Kerk mag al twintig eeuwen delen in Gods trouwe zorg. Maar helaas moet ook gezegd worden dat die Kerk niet altijd even trouw is geweest aan haar Heere.” En bij hoofdstuk 51: „We mogen pleiten op Gods gegeven Woord; dat is het grote voorrecht dat de HEERE ons gegeven heeft. Velen maken te weinig gebruik van deze pleitgrond. In de Bijbel staan zo veel beloften die we als een soort cheque naar Hem toe mogen brengen met de indringende roep: HEERE, wilt U doen wat U beloofd heeft.”
Heeft het trekken van lijnen niet een risico in zich – dat ze verder gaan dan de oorspronkelijke tekst?
„Het hoort bij de opzet van deze commentaarserie om als de tekst, of passage, zich ertoe leent, lijnen te trekken naar het heden. Vaak kán dat ook. En je verbaast je er soms over hoe actueel ook een Bijbelboek als Jesaja is. Waarbij het altijd om een bepaalde interpretatie gaat, vanzelf.”
U en uw man weten wat zorgen zijn: uw man moest om gezondheidsredenen vervroegd met emeritaat; zelf kampt u nog altijd met de gevolgen van een whiplash. In hoeverre hebben ervaringen als deze een rol gespeeld bij het schrijven van dit commentaar?
„Die hébben een rol gespeeld. Waarbij we beiden ook kunnen zeggen: de HEERE redt – de naam van Jesaja.”
boekgegevens
Jesaja, Commentarenreeks op het Oude Testament De Brug VIII; drs. M. A. Buitink-Heijblom; uitg. Groen, Heerenveen, 2012; ISBN 978 90 5829 490 6; 396 blz.; € 29,95.
De Brug
De commentarenreeks De Brug ging in 2004 van start. De serie –onder redactie van dr. W. Gugler, dr. H. Lalleman-de Winkel, prof. drs. J. P. Lettinga, dr. G. W. Lorein en dr. E. van Staalduine-Sulman– wil een „brug” slaan tussen „de oorspronkelijke betekenis van de Bijbeltekst en de huidige situatie.” De auteurs, afkomstig uit zowel evangelische als reformatorische kring, richten zich op „degenen die de Bijbel als door God geopenbaard en daarom betrouwbaar en gezaghebbend willen beschouwen.” De Brug, uitgegeven door Groen, moet vijftien delen gaan omvatten. Tot nu toe verschenen een commentaar op Jeremia (2004), een op Deuteronomium (2007), een deel ”Geschriften over de Perzische tijd” (2010) en nu dus een commentaar op Jesaja.