Alles gedaan
Hooglied 1:3
„Uw oliën zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief.” Wat had Christus nog voor u moeten doen dat Hij niet gedaan heeft (Jesaja 5:4)? Aan de blinde gaf Hij het licht, Hij maakte de gevangene los, bracht de dwalende thuis, en verzoende de schuldige. Wie zou niet graag en volvaardig Hem nalopen, Die hem van de dwaling bevrijdt en hem zijn zonden vergeeft, Die hem bovendien door Zijn leven verdiensten schenkt en door Zijn sterven beloningen verwerft?
Welke verontschuldiging heeft hij, die zich niet haast in de geur van deze oliën? De reuke des levens (2 Korinthe 2:16) heeft zich over heel de aarde verbreid; want de aarde is vol van de barmhartigheid des Heeren (Psalm 32:5) en goedertierenheid des Heeren (Psalm 33:5), en Zijn barmhartigheden zijn over al Zijn werken (Psalm 145:9). Wie dus deze alom verbreide reuke des levens niet opmerkt en zich niet haast, is dood of verdorven. Een goede reuke is een goede naam. De geur van de naam dringt door en wekt op om te lopen, leidt tot ondervinding van de olie en tot de zegeprijs der aanschouwing. Eenparig is daarom de stem van alle verblijden, die Gods lof bezingen.
Bernardus van Clairvaux (1091-1153)
(”Het Hooglied”)