Zijn Arabische jongeren brutaler na de revolutie?
De gevolgen van de revoluties tijdens de Arabische lente lijken door te dringen in de haarvaten van de maatschappij: het verkeer en de omgang tussen jongeren en ouderen. Maar over de blijvende sociale impact valt te twisten.
Totale anarchie beheerste al lang voor de revolutie in de Egyptische hoofdstad Caïro het straatbeeld. In de overspannen verkeersaders van de metropool triomfeert al jaar en dag een anarchistische geest. Automobilisten houden zich er aan slechts één regel: vooruitkomen.
Het verkeer schuift duwend en trekkend vijf, zes breed over driebaanswegen door de stad. Tegen de omringende flatgebouwen stijgen de dampen omhoog en klinkt onophoudelijk getoeter. De claxon is het belangrijkste communicatiemiddel. Het zegt alles: ik kom een straat uit, dus maak ruimte. Ik rij naast je, let erop. ’s Avonds doen ook de koplampen nog enthousiast mee in deze massale samenspraak.
Sommige toeristenorganisaties hebben ”verkeer in Caïro” zelfs op hun ”to do in Egypt”-lijstjes staan, tussen de piramides van Gizeh en het Egyptisch museum. Tijdens een taxiritje in de spits van Caïro beleef je nog eens wat.
Sinds de revolutie van vorig jaar is het hek volgens insiders helemaal van de dam. Verkeerslichten staan er enkel nog als vergeten onderdelen van gezellig gekleurde feestverlichting. Ze worden massaal genegeerd. Het gevolg is dat vijf rijbanen vol auto’s zich hopeloos vastrijden op het kruispunt. En niemand kijkt er meer van op als een bus zich op een rotonde tegen het verkeer in een weg baant.
Respect
Het verkeer in Caïro mag een verhaal apart zijn, interessanter is dat ook in de Tunesische hoofdstad Tunis na de revolutie het verschil tussen een groen en rood vervaagde. Agenten konden op kruispunten fluiten wat ze wilden, maar de automobilisten beschouwden het hooguit als een irritant achtergronddeuntje. In Tunesische kranten verschenen ingezonden brieven van verontruste burgers die hun landgenoten opriepen zich weer ‘prerevolutionair’ te gaan gedragen op de wegen.
De verkeersanarchie staat bovendien niet op zichzelf. Met de verdrijving van de oude regimes leek even alle gezag de revolutielanden te hebben verlaten. In Tunis namen verkopers al snel de gelegenheid te baat om hun producten op de stoepen van de stad uit te stallen, iets waar de politie voor de revolutie altijd korte metten mee maakte. Werknemers keerden zich bovendien tegen hun broodheren en grepen massaal naar het middel van de staking. Dag president, dag gezag.
De revolutionaire geest sijpelt volgens verschillende waarnemers nog verder door in de haarvaten van de samenleving. Zo beklaagde een columnist in de krant The Egyptian Gazette zich er recent over dat het respect van jongeren voor ouderen in Egypte sinds vorig jaar zienderogen is afgenomen. Die waarde gold lange tijd als een bakermat van de samenleving.
„Hoe velen van ons zijn niet geschrokken door het luide en ongeregelde gedrag van jonge mensen, toen ze in het centrum van Caïro waren?” vroeg de columnist zich af. Hij maakt zich onder meer zorgen over de houding van jongeren tegenover de politie. „Een groep is alles wat nodig is om een agent stilletjes weg te laten lopen, uit angst voor zijn waardigheid, zo niet voor zijn persoonlijke veiligheid.”
Volgens de schrijver hebben veel jongeren van oudere familieleden geleerd om de politie niet langer te respecteren en de regering te wantrouwen – als het niet met woorden is, dan wel met daden. „Waarom zouden ze nog luisteren naar wat hun leraar zegt? Waarom zouden ze hun vader gehoorzamen? Waarom zouden ze doen wat hun wordt gezegd, als heel Egypte precies het tegenovergestelde gedrag vertoont?”
De schrijver, die lange tijd in Groot-Brittannië woonde en zijn tijd nog altijd verdeelt tussen Egypte en zijn oude thuisland, ziet het somber in en spreekt van „een verloren generatie.” Hij ziet tot zijn spijt patronen die al lang in Groot-Brittannië gangbaar zijn nu ook in Egypte opduiken.
Individualisme
Dat er sociaal-culturele verschuivingen zichtbaar zijn in de Arabische wereld staat ook voor de gezaghebbende Franse socioloog en islamkenner Olivier Roy buiten kijf. Hij legt het beginpunt daarvan echter al ver voor de revoluties.
Tijdens een congres in Venetië sprak Roy onlangs van „een breuk met de cultuur en ideologieën die de Arabische wereld vanaf de jaren 1950 tot recent hebben gedomineerd.” Hij gebruikte daarbij volgens de berichtgeving zelfs het woord „cultuuroorlog.”
Roy betoogt dat de Arabische jongeren ouderen niet langer als identificatiefiguren beschouwen. Het systeem dat de oudere generatie heeft opgebouwd, heeft in hun ogen immers gefaald. „In zekere zin voelen jongeren zich superieur ten opzichte van hun ouders”, aldus Roy.
De revolutionaire jeugd kan niet langer uit de voeten met de patriarchale structuur van het oude politieke en sociale leven in de Arabische wereld, waarbij charismatische persoonlijkheden de lijnen uitzetten. Roy: „Daartegenover vragen de demonstranten om volle rechten als burgers, wat een individualistische eis is.” Hij wijst erop dat de Arabische lente niet gelegitimeerd wordt met grote idealen als islamisering, pan-Arabisme of solidariteit met de Palestijnse zaak, zoals bij eerdere revoltes in de regio. „De demonstranten willen vrijheid en democratie voor zichzelf.”
Volgens Roy is deze sociale revolutie al enige decennia zichtbaar in onder meer de geboortecijfers in de Arabische wereld. Die dalen sinds de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, met name in Noord-Afrikaanse landen. In Tunesië zou het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw krijgt momenteel zelfs lager liggen dan in Frankrijk. Daarmee komt er als vanzelf meer aandacht voor het individu, omdat de familie minder aandacht opeist.
De verschuiving is goed hoorbaar in de slogans die de demonstranten hanteren, aldus Roy. „Tijdens de Iraanse revolutie werd er veel gesproken over eer. De nieuwe slogan is waardigheid.”
Antipatriarchaal
Hoewel de verschuivingen op korte termijn vrij zichtbaar zijn, is niet iedereen overtuigd van de effecten op lange termijn. Roys observaties worden niet door al zijn collega’s gedeeld. Sommigen zien in de Arabische landen zelfs eerder een verschuiving naar conservatisme dan naar individualisme.
Iemand als socioloog Sari Hanafi, hoogleraar aan de Amerikaanse universiteit van Beiroet (Libanon), neemt een tussenpositie in. Hij ziet evenals Roy sociologische verschuivingen in de Arabische wereld, maar nuanceert de breuk met traditionele Arabische patronen.
In zijn opinie zijn de revolutionaire jongeren niet „regelrecht” antipatriarchaal of tegen het gemeenschapsdenken gekant. „Ze staan voor een type individualisme dat in onderhandeling is met de bestaande sociale structuur”, formuleert hij. Met andere woorden: de jongeren streven niet naar een volledige breuk, maar naar een weloverwogen emancipatie.
Hanafi noemt als voorbeeld van deze houding een aantal jongeren die hij tijdens de revolutie op het Tahrirplein in de Egyptische hoofdstad Caïro sprak. Die waren weliswaar lid van de moslimbroederschap, maar uitten tegelijkertijd kritiek op de partij.
De samenleving die de Arabische jongeren voor ogen staat, valt volgens hem in ieder geval zeker niet samen met een westerse, liberale vorm van individualisme. Daaronder verstaat hij een „individualisme dat volledig losstaat van een collectieve identiteit als een natie of een familie.”
Hanafi vindt het intussen alleszins verklaarbaar dat het verkeer in Egypte en Tunesië chaotischer lijkt te worden en dat het gezag tanende lijkt. „Het is een overgangsperiode. Ik denk dat het logisch is dat zulke dingen gebeuren totdat een nieuwe wetgeving is aangenomen”, zegt de hoogleraar.
Patroon
De revoluties tijdens de Arabische lente zijn uiteraard niet de eerste in de wereldgeschiedenis. Interessante vraag is of er een patroon valt te ontdekken in het functioneren van allerhande vormen van gezag na de omverwerping van regimes. Zijn er sociaal-culturele effecten op de lange termijn, of keren samenlevingen in de regel na een periode van onrust weer terug naar oude patronen?
De Iraans-Amerikaanse hoogleraar Misagh Parsa schreef een vergelijkende studie van de 20e-eeuwse revoluties in Iran, Nicaragua en de Filipijnen, en geldt als expert op het gebied van omwentelingen. Hij gelooft niet dat er sprake is van een vast patroon in verschuivingen na revoluties. „Het hangt sterk af van de omvang en het draagvlak van een revolutie”, laat hij weten. „In de regel geldt dat sociale revoluties vaak diepgaande gevolgen hebben, maar dat politieke omwentelingen minder effect sorteren.”
Daarnaast hangt de impact ook af van de bestaande sociale structuren. Bieden die veel ruimte voor diepgaande verandering, of niet? Parsa: „En hoeveel capaciteit hebben de nieuwe organisaties die de macht oppakken en invloed willen uitoefenen? Hoe ziet het leiderschap eruit? Dat is allemaal evenzeer van belang.”
De belangrijkste vraag blijft daarmee in hoeverre de revoluties van de Arabische lente wortelen in diepgaande sociale verschuivingen. Daarover zijn de sociologen het niet eens.
Ja, het verkeer in Tunis zal wel weer bijtrekken en in Caïro stoppen er over een tijdje wellicht weer wat auto’s voor rood licht. Voor het overige valt er over de blijvende gevolgen op langere termijn echter alleen nog maar te speculeren.